Kalium
|
Inhoud
Indicaties
- Systemische aandoeningen gepaard met anorexie, braken, diarree, spierzwakte, bradycardie, supraventriculaire arrhythmieën.
- Oligurie, anurie of polyurie
- Hypoadrenocorticisme, acute nierinsufficiëntie, uroabdomen, urinewegobstructie, en andere stoornissen van het zuur-base evenwicht
- Monitoring chronische nierinsufficiëntie bij katten, ACE-inhibitoren of diuretica (furosemide), vloeistoftherapie
Staalname
- Bij voorkeur: Li-Heparine plasma, tijdens stolling komt K vrij uit thrombocyten. Hoe meer plaatjes hoe sterker dit effect.[1]
- serum aanvaardbaar
- Hemolyse vermijden
Stabiliteit
- 7d bij 15-25 °C
- 14d bij 2-8 °C
- stabiel bij (-20) °C
Referentie-interval
Laag | Hoog | Eenheid | Laag SI | Hoog SI | SI eenheid | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Hond | 4.8 | 5.9 | mEq/L | 4.8 | 5.9 | mmol/L | |
Kat | 3.5 | 5.5 | mEq/L | 3.5 | 5.5 | mmol/L | |
Paard | 3.2 | 5.1 | mEq/L | 3.2 | 5.1 | mmol/L | |
Rund | 3.6 | 5.1 | mEq/L | 3.6 | 5.1 | mmol/L |
Conversie
mEq/L = mmol/L
Interpretatie
HypoK kan ontstaan door een verminderde inname, shift van extra- naar intracellulair (H+ wordt op cellulair niveau uitgewisseld voor K+) of een verhoogd verlies via nier of maagdarmtractus.
Belangrijkste oorzaken van erge hypoK (<2.5 mEq/L) zijn chronisch braken van maaginhoud, urinair verlies, overdosis loopdiuretica (vnl bij anorectische dieren), aggressieve behandeling van ketoacidosis met insuline en bicarbonaat en onaangepaste vloeistoftherapie bij anorectische dieren.
IV supplementatie bij hypoK
Indicatie: anorexie, braken, diarree, langdurige vloeistoftherapie. Perorale supplementatie - indien mogelijk - geeft dikwijls betere resulaten dan IV.
mEq/L serum | mEq/L infuus |
---|---|
3.7 - 5.0 | 10 - 20 |
3.0 - 3.7 | 20 - 30 |
2.5 - 3.0 | 30 - 40 |
2.0 - 2.5 | 40 - 60 |
<2.0 | 60 - 80 |
Opm: nooit >0.5 mEq/kg/u |
HyperK kan ontstaan door verhoogde inname (nooit een probleem bij een normale nierfunctie), shift van intra- naar extracellulair of een verminderde urinaire excretie.
Belangrijkste oorzaken van erge hyperK (>6.5 mEq/L) zijn acute nierinsufficiëntie in oligo- of anurische fase, FUS en primair hypoadrenocorticisme. Al bij al zal HyperK zelden ontstaan als de nierfunctie normaal is.
Trichuriase kan hypoNa en hyperK te veroorzaken die lijkt op hypodrenocorticisme (pseudo-hypoadrenocorticisme).
HyperK igv acidose is meestal relatief: kalium is verhoogd door een verhoogde efflux uit de cellen in uitwisseling met H+-ionen die dan uitgescheiden worden in uitwisseling voor natrium. Kalium kan dus verhoogd zijn in bloed hoewel het totale lichaamskalium (intra +extracellulair) verlaagd is zodat het na correctie van het zuur-base-evenwicht door infusie komt tot hypoK die levensbedreigend kan zijn.
Symptomatische behandeling van hyperK is aangewezen bij concentraties >7 mEq/L of wanneer duidelijke afwijkingen op het ECG worden vastgesteld. Fysiologische zoutoplossing is uiteraard het meest geschikt om hyperK te corrigeren. Maar als er echt niets anders voorradig is, mag Ringerlactaat gebruikt worden. De lage K-concentratie in deze vloeistof t.o.v. die in bloed zal nog steeds netto resulteren in verdunning van het bloedkalium.
Serumwaarden liggen hoger dan plasmawaarden omdat K vrijgezet wordt door plaatjes en WBC tijdens stolling; dit is des te duidelijker bij trombocytosis en sterke leucocytosis. Indien >7 mEq/L en toch het ECG toch normaal is, moet de meting herhaald worden op Li-heparine om pseudohyperkalemie uit te sluiten.
Hoewel reticulocyten van honden een duidelijke Na/K ATP-ase afhankelijk pompactiviteit bezitten, gaat deze eigenschap volledig verloren bij de uitrijping tot volwassen rode bloedcellen die bijgevolg weinig K bevatten met uitzondering van de Akita Inu, Shiba Inu en sommige Japanse kruisingen; hemolyse leidt dus niet tot pseudohyperkaliemie behalve bij genoemde rassen. Significantie >3.0 – 4.0 mEq/L verloopt meestal asymptomatisch. <2.5 mEq/L verlaagt de zenuwmembraanpotentiaal en treden neuromusculaire en cardiovasculaire symptomen op: veralgemeende spier-zwakte, verminderde hartspiercontractiliteit met verlaagde cardiac output en arrhythmieën tot gevolg. Katten blijken gevoeliger te zijn dan honden: ze ontwikkelen vlugger hypoK nefropathie (een chronisch tubulo-interstitiële nefritis) en hypoK polymyopathie. Cervicale ventroflexie, hypermetrie van de voorste ledematen en breed uiteenstaande achterpoten zijn een typische houding voor de hypokalemische kat. Paralytische ileus met uitzetting van het abdomen, anorexie, braken en constipatie.
ECG-effecten van hypoK:
amplitude T-golf verlaagd, ST-segment onderdrukt, QT-interval verlengd, duidelijke U-golf supraventriculiare, ventriculaire arrhythmieën
In het algemeen treedt hypoK frequent op bij ernstig zieke katten, zeker als ze nierinsufficiënt zijn. Typisch voor katten met hypoK is cervicale ventroflexie, hypermetrie van de voorste ledematen en breed uiteenstaande achterpoten.
HyperK <6.5 mEq/L is meestal asymptomatisch. >7.0 mEq/L veroorzaakt gegeneraliseerde spierzwakte, bradycardie, arrhythmieën en hartstilstand. Hyperkaliemie verlaagt progressief de membraanpotentiaal tot de drempelwaarde bereikt wordt en hierdoor repolarisatie en cellulaire prikkelbaarheid verhinderd wordt, vnl thv het hart. Verminderde myocardiale prikkelbaarheid, verlengde refractaire periode en vertraagde prikkelgeleiding leiden uiteindelijk tot levensbedreigende arrhythmieën.
ECG-effecten van hyperK:
5.6 - 6.5 mEq/L bradycardie, brede of smalle T-golf 6.6 - 7.5 mEq/L R-golf verlaagd, QRS-interval verlengd 7.0 - 8.5 mEq/L P-golf verlaagd, PR-interval verlengd >8.5 mEq/L P-golf weg, ST-segment gewijzigd, complete hartblock, ventriculaire arrhythmie, hartstilstand