Insuline

Uit wikilab
Ga naar: navigatie, zoeken
Benamingen en codes
Omschrijving Insuline
Synoniemen
Loinc 20448-7
Code DINSUL
Aanvraagcode 2510
Afname en methode
Staal Serum (EDTA)
Min volume (?) 500 µL (0.5 mL) serum/plasma
Methode RIA
Rapportering
Rubriek Biochemie
Subrubriek KHD-metabolisme
Frequentie 1x/w
Doorlooptijd 1 week
Eenheid mU/L
Alt. Eenheid pmol/L
Conversie mU/L x 7.18 = pmol/L
Horse.svgDog.svgCat.svg


Indicaties

Staalname

Hond en Kat

UITGEVAST staal.

Hemolytische sera zijn niet geschikt aangezien erythrocyten insulinase-aktiviteit bevatten wat en invloed kan hebben op de bepaling.

Voor het aantonen van een insulinoma wordt het staal best genomen op een moment dat de glucosespiegel < 60 mg/dL (best < 50 mg/dL).

Paard

  • Serum Insuline concentraties kunnen gemeten worden zowel met als zonder uitvasten [1] [2] [3] [4] . Echter paarden voeden zich continu en zelfs na uitvasten blijft de vertering nog meerdere uren doorgaan, en bijgevolg ook de gluconeogenese. Hierdoor is het beter de paarden te testen zonder ze uit te vasten. Dit laat een betere beoordeling van de insuline resistentie toe. Helaas varieert de samenstelling van de voeding vaak, waardoor het moeilijk is referentie waarden vast te leggen [5]. Concreet wordt aangeraden insuline concentraties te meten na 24 uur enkel kwalitatief hooi gegeten te hebben [6].
  • Verder dient elke stress situatie vermeden te worden. Wanneer de dieren niet thuis getest worden, dienen ze eerst gedurende 24 – 48h te wennen aan de nieuwe omgeving, alvorens te testen[6].
  • Inspanning en excitatie vermijden
  • Best gelijktijdig een staal voor glucosebepaling nemen

Referentie-interval

Laag Hoog Eenheid Laag SI Hoog SI SI eenheid
Hond 9 25 mU/L 63 174 pmol/L
Kat 10 32 mU/L 69 222 pmol/L
Fret 10 40 mU/L 69 278 pmol/L
Paard 10 30 mU/L 69 208 pmol/L
Rund 7 20 mU/L 49 139 pmol/L

Conversie

mU/L x 6.945 = pmol/L
pmol/L x 0.144 = mU/L

Interpretatie

Hond en Kat

Gevaar: geen tenzij tevens hypoglycemie.

Bij hypoglycemie

  Bloedglucose < 60 mg/dL en insuline > 20 mU/L diagnostisch voor insulinoma
  10 -20 mU/L; insulinoma mogelijk, maar ook relatief hyperinsulinisme
  5 - 10 µi/mL; insulinoma mogelijk
  <5 mU/L; insulinoma onmogelijk

Bij hyperglycemie

  De insulinespiegel bij diabetes is nogal variabel zodat er weinig uit afgeleid kan worden
  IDDM: laag - normaal
  NIDDM: laag, normaal of verhoogd
  Insulineresistentie: laag, normaal of verhoogd

Toegediend insuline wordt tot 24u p.i. in het bloed teruggevonden. 24u na de laatste injectie meet men gewoonlijk < 50 mU/L.

Diabetes mellitus type I gaat meestal gepaard met < 10 mU/L. Hond IDDM bijna 100% Kat IDDM, 50-70%; NIDDM, 30-50%

Paard

  • Gestegen serum insuline concentratie wijst op IR.
  • De meeste paarden met IR vertonen een hoge insuline concentratie en een normaal glucose gehalte
  • Hyperinsulinemie in combinatie met persisterende hyperglycemie zijn hoog verdacht voor PPID. Echter een betere test voor de diagnose van PPID is de bepaling van basaal ACTH.
  • Bij twijfel (normale insuline concentratie en normoglycemie) kan overgegaan worden tot het uitvoeren van een OGTT of een CGITT[6][7].
  • Bij een hyperglycemie in combinatie met een zeer laag gehalte aan insuline moet men steeds denken aan aantasting van de pancreas (oa door parasitaire besmetting met larvale migratie).

Fysiologie

Paard

  • Insuline wordt gevormd in de β-cellen van de eilandjes van Langerhans in de pancreas.
  • Het is het belangrijkste hormoon dat het metabolisme en de opslag van de brandstoffen voor het lichaam reguleert → werkt vooral in op de koolhydraten, eiwitten en vetten en dit in 3 belangrijke weefsels: lever, skeletspier en vetweefsel.
  • Inhibeert thv de lever de glycogenolyse en de ketogenese, terwijl de gluconeogenese en de vetzuursynthese gestimuleerd worden.
  • In vetweefsel wordt de lipolyse afgeremd, de vetzuuropname, synthese en esterificatie bevorderd
  • Thv skeletspierweefsel zal insuline de proteolyse en aminozuur output verminderen, terwijl de aminozuur opname, proteinne synthese en glycogeensynthese worden opgedreven

Referenties

  1. Freestone et al.: Improved insulin sensitivity in hyperinsulinaemic ponies through physical conditioning and controlled feed intake. Equine Vet. J. 1992;24:187-90. PMID: 1606931.
  2. Jeffcott et al.: Glucose tolerance and insulin sensitivity in ponies and Standardbred horses. Equine Vet. J. 1986;18:97-101. PMID: 3516677.
  3. Boden: Pathogenesis of type 2 diabetes. Insulin resistance. Endocrinol. Metab. Clin. North Am. 2001;30:801-15, v. PMID: 11727400.
  4. Poitout & Robertson: Minireview: Secondary beta-cell failure in type 2 diabetes--a convergence of glucotoxicity and lipotoxicity. Endocrinology 2002;143:339-42. PMID: 11796484. DOI.
  5. Frank & Tadros: Insulin dysregulation. Equine Vet. J. 2014;46:103-12. PMID: 24033478. DOI.
  6. 6,0 6,1 6,2 Frank et al.: Equine metabolic syndrome. J. Vet. Intern. Med. 2010;24:467-75. PMID: 20384947. DOI.
  7. Pratt-Phillips et al.: Comparison among the euglycemic-hyperinsulinemic clamp, insulin-modified frequently sampled intravenous glucose tolerance test, and oral glucose tolerance test for assessment of insulin sensitivity in healthy Standardbreds. Am. J. Vet. Res. 2015;76:84-91. PMID: 25535665. DOI.