Alanine Aminotransferase
|
Inhoud
Indicaties
- Niet diagnostisch voor paarden en herkauwers.
- Routineparameter leverscreening
- Gewichtsverlies, anorexie
- Hepatomegalie
- Braken, diarree
- Ascites
- Icterus
- Monitoring behandeling met potentieel hepatotoxische farmaca
Staalname
- Bij voorkeur: serum
- Alternatief: Li-Heparine plasma, K2EDTA-plasma
- Hemolyse vermijden
Stabiliteit
- 3d bij 15-25 °C
- 7d bij 2-8 °C
- >7d bij (-60)-(-80) °C
Referentie-interval
Laag | Hoog | Eenheid | |
---|---|---|---|
Hond | <88 | IU/L | |
Kat | <112 | IU/L |
Interpretatie
Algemene opmerking bij leverenzymen: zie alkalische fosfatase Algemeen genomen zijn er geen klinische aanwijzingen of hints uit de anamnese die de oorzaak van een verhoogde ALT/AST kunnen achterhalen. Bijgevolg moet men eerst trachten te achterhalen of de lever wel degelijk op significante wijze betrokken is in de klachten, hetzij primair of secundair, en wat de onderliggende oorzaak zou kunnen zijn.
Merker voor leverschade:
Het mag dan wel leverspecifiek zijn maar de gevoeligheid van de parameter (de minste hepatocellulaire permeabiliteitswijziging of membraanbeschadiging resulteert in verhoogd ALT) en de centrale rol van de lever in het metabolisme leidt tot waarde bij elke actieve leverziekte primair of secundair, acuut of chronisch, hetzij infectieus, metabool, toxisch, primaire of metastatische neoplasie.
De gevoeligheid speelt m.a.w. de interpretatie soms parten: sommige honden met een zuiver gastro-intestinale aandoening hebben soms een 5-voudig verhoogde ALT-activiteit, circulerend endotoxine bij pyometra of gevorderde periodontitis kan eveneens voldoende zijn.
Acuut - Chronisch:
Hoe omvangrijker of acuter het letsel, hoe hoger de ALT-spiegel. Bij acute éénmalige leverbeschadiging met uitgebreide levernecrose stijgt ALT vlug met een piek op 3-4 d en normaliseert na 10-14 d. Minder uitgebreide beschadiging veroorzaakt een vroegere piek en een snellere normalisatie. Deze trage normalisatie in vergelijking tot het enzymehalfleven laat vermoeden dat er tijdens het herstel naast lekkage ook de novo synthese plaatsvindt door regenerende hepatocyten.
Chroniciteit en dus persisterende beschadiging gaat gepaard met blijvend verhoogde waarden die in het verloop van de tijd slechts traag afnemen. Uiteindelijk als 80-85% van het leverweefsel vernietigd is, wordt slechts milde verhoging of dikwijls een normale enzyme-activiteit waargenomen ondanks of juist door terminale beschadiging. Zowel acute als chronische leverbeschadiging gaat dus gepaard met ALT-verhoging. Wanneer de activiteit elke 3-4d halveert en na 2-3w normaliseert, is de kans op chroniciteit klein en de prognose dus goed.
Hepatocellulair - Biliair:
Bij cholestatische processen stijgt de activiteit van AST/ALT pas na die van ALP en bereikt dikwijls niet de magnitude van cholestatische enzymes; bij hoofdzakelijk hepatocellulaire beschadiging stijgen AST/ALT activiteit ongeveer tezamen en pas na enkele dagen ALP.
Fysiologie
ALT is een cytoplasmatisch enzyme, in hoofdzaak aanwezig in hepatocyten, hoewel het ook aangetroffen wordt in dwarsgestreept spierweefsel en hersenweefsel. Het is net zoals AST betrokken in de gluconeogenese. Bij hond en kat is het sterk leverspecifiek.
Het wordt via het monocyten-macrofagensysteem uit het plasma geklaard. t1/2: hond = 3u - 4d; kat = 4-6u