Aspartaat Aminotransferase
|
Indicaties
- Routineparameter leverscreening
- Gewichtsverlies, anorexie
- Hepatomegalie
- Braken, diarree
- Ascites
- Icterus
- Spieraantasting
Staalname
- Bij voorkeur: serum
- Alternatief: Li-Heparine plasma, K2EDTA-plasma
Stabiliteit
- 24u bij 15-25 °C
- 7d bij 2-8 °C
Referentie-interval
Laag | Hoog | Eenheid | |
---|---|---|---|
Hond | <117 | IU/L | |
Kat | <77 | IU/L | |
Paard | <385 | IU/L |
Interpretatie
Algemene opmerking bij leverenzymen, zie alkalische fosfatase
Merker voor leverschade:
In tegenstelling tot ALT is AST in tal van andere weefsels in belangrijke mate aanwezig. Differentiaal diagnostisch moet bij verhoging vooral gedacht worden aan (hart)spierletsels (CPK) en hemolyse. AST is opgelost in het cytosol en gebonden aan mitochondriën. De leverschade zal dus wat diepgaander moeten zijn eer het verhoogt, bovendien is het halfleven ook korter dan dat van ALT. Bij de kat werden zeer hoge waarden gevonden bij vergiftigingen zoals fosfaatesters.
Acuut - Chronisch:
Dezelfde opmerkingen als voor ALT.
Hepatocellulair - Biliair:
zie ALT. Er is weinig geweten over het verloop van de AST-activiteit bij de verschillende hepatocellulaire aandoeningen. Bij de kat geldt het echter als een betrouwbare indicator voor lever.
Merker voor spierschade:
AST is bruikbaar als diagnostisch hulpmiddel bij spieraandoeningen maar enkel samen met CPK en LDH. Verhoging na spiernecrose treedt trager op i.v.t. CPK (met maximum na 48u) en blijft gewoonlijk hoog tot één week na een enkelvoudige insult. Wanneer myonecrose aanhoudt, heeft AST ook de neiging om verhoogd te blijven.