Leishmania antistoffen

Uit wikilab
Versie door Wikilab (Overleg | bijdragen) op 22 jan 2014 om 13:12

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken
Benamingen en codes
Omschrijving Leishmania antistoffen
Synoniemen
Loinc 7958-2
Code DLEIST
Aanvraagcode 3060A
Afname en methode
Staal Serum (EDTA, Heparine)
Min volume (?) 250 µL (0.25 mL) serum/plasma
Methode Immunochromatografie
Rapportering
Rubriek Serologie
Subrubriek Infectieus
Frequentie ma-za
Doorlooptijd zelfde dag
Eenheid geen
Benamingen en codes
Omschrijving Leishmania antistoffen titer
Synoniemen
Loinc 23718-0
Code DLEISH
Aanvraagcode 3060B
Afname en methode
Staal Serum
Min volume (?) 300 µL (0.3 mL) serum
Methode Immunofluorescentie
Rapportering
Rubriek Serologie
Subrubriek Infectieus
Frequentie 1x/week
Doorlooptijd 1 week
Eenheid titer

Dog.svgCat.svg

Indicaties

  • Honden of katten afgereisd uit endemische streken met
    • cutane vorm: pustelaire dermatose, nodulaire tot ulceratieve dermatitis rond ogen, oren, neus, hals, tarsus, elleboog en tenen, dermatosclerose, alopecia met schilfering
    • viscerale vorm: anemie, koorts, spierfibrillatie, epistaxis, hepatomegalie, adenopathie, purulente conjunctivitis, cornea-ulceratie, keratitis, voortschrijdende paralyse achteraan beginnend.

Interpretatie

Titer > 1:50 duidt op blootstelling aan de flagelaat, hetzij recent hetzij vroeger. (Hertest 2 tot 3 weken later om de evolutie van de titer na te gaan.)

De titer begint gewoonlijk 3-6 weken na het begin van de therapie te dalen.

Pathogenese

De ziekte wordt veroorzaakt door een flagelaat die cutane, mucocutane en viscerale aantasting veroorzaakt. Zandvliegen fungeren als vector voor de geflageleerde promastigoten, ze infecteren zich door een geïnfecteerde bloedmaaltijd. Eenmaal geïnjecteerd worden ze opgenomen door macrofagen en verspreid over gans het lichaam. Na een incubatieperiode van 1m-7j worden amastigoten gevormd en ontstaan huidletsels.

Het organisme lokt een zeer sterke immuunrespons uit met vorming van immuuncomplexen die glomerulonefritis en polyarthritis veroorzaken. Indien de functie van T-lymfocyten zwak is, zal de parasiet dissemineren.

Honden ontwikkelen over het algemeen de viscerale vorm: gewichtsverlies, pu/pd, spieratrofie, braken, diarree, hoesten, epistaxis, niezen en melena. Splenomegalie, lymfadenopathie, huidletsels, koorts, rhinitis, dermatitis, icterus, pijnlijke gewrichten en uveïtis zijn frequente uitingen. 90% van de geïnfecteerde dieren hebben huidletsels bestaande uit hyperkeratose, schilfering, verdikking, ulcera en intradermale nodules van muil, pinnae, oren en zoolkussentjes.

Spontane eliminatie is zeer onwaarschijnlijk.

Referenties