Bacteriën urinesediment
|
Indicaties
- Onderdeel routine urinesedimentonderzoek
- Zeker bij elke urinewegaandoening
- Strangurie, pollakisurie
- Oligurie, pu/pd
- Hematurie, troebele urine
- Koorts, lumbale pijn, leukocytosis
- Uremie
- Aanwezigheid van WBC cylinders in het sediment
Cystocentesis urine is de beste en enige betrouwbare manier om contaminatie met huidflora te vermijden. Midstream katheder urine van mannelijke en zuiver opgevangen spontane urine van vrouwelijke dieren is aanvaardbaar als het staal dezelfde dag wordt onderzocht en gekoeld bewaard werd. Kathederisatie van vrouwelijk honden word beter vermeden. Contaminatie met vaginale flora gebeurt frequent, bovendien is het risico op een iatrogene infectie reëel.
Staal koel bewaren bij 4°C.
Indien het niet binnen de 12u het labo bereikt, mag boorzuur 1% toegevoegd worden. Biochemisch onderzoek is dan evenwel niet meer mogelijk.
Interpretatie
Artefacten moeten uitgesloten worden. Bacteriën in urine gepreleveerd via blaaspunctie zijn indicatief voor een infectieus proces. Katheder of spontane urine is dikwijls gecontamineerd, hier speelt het kiemgetal een belangrijke rol. Mucus, gedegeneerde WBC of bacteriurie zonder duidelijk pyurie/hematurie in katheder of spontane urine is meestal te wijten aan contaminatie.
Grote aantallen zijn suggestief voor urineweginfectie, maar moet bevestigd worden adhv kultuur. Niet alle urineweginfecties gaan gepaard met bacteriurie, hematurie en/of pyurie, hoewel het de meest klassieke bevindingen zijn.
Methode | contaminatie | twijfelachtig | significant |
---|---|---|---|
Cystocentesis | <100 | 100-1000 | >1000 |
Kathederisatie | <1000 | 1000-10000 | >10000 |
Manueel/spontaan | <10000 | 10000-100000 | >100000 |
Coccen zijn moeilijk te visualizeren tijdens microscopisch onderzoek van urinesediment en kunnen dikwijls pas aangetoond worden na kultuur. Indien zichtbaar zijn er minstens 105 CFU/mL aanwezig. Staven zijn duidelijker en worden zichtbaar vanaf 10^4 CFU/mL.
Gisten en schimmels zijn gewoonlijk contaminanten. Indien toch gistinfectie (Candida albicans, Turolopsis) dan meestal slechts kleine hoeveelheden. Mycoplasmen kunnen niet aangetoond worden zonder kultuur.
Occasioneel kunnen parasieteneieren door faecale bijmenging in urine gevonden worden. Veel artefacten in kattenurine lijken op bacteriën, vooral wanneer zij een coccoïde vorm hebben (kleine kristallen, lipidendruppeltjes, celdetritus).
Een echte bacteriële infectie komt slechts bij 2% van de jonge katten met urinewegsymptomen voor, maar stijgt tot bijna 50% bij katten ouder dan 10j. Positieve resultaten bij deze oudere dieren zijn gewoonlijk geassocieerd met CNI en verdunde urine.