Urine bacteriologie

Uit wikilab
Versie door Wikilab (Overleg | bijdragen) op 22 jan 2014 om 13:12

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken
Benamingen en codes
Omschrijving Urine kultuur
Synoniemen
Loinc 630-4
Code B11
Aanvraagcode B11
Afname en methode
Staal Urine
Min volume (?) 1 mL verse urine
Methode cultuur
Rapportering
Rubriek Bacteriologie
Subrubriek Urine
Frequentie ma-za
Doorlooptijd 2-3d
Eenheid

Indicaties

  • Elk dier met symptomen van LUTD: hematurie, pollakiurie, polyurie, urinewegobstructie, kristallurie, urolithiasis
  • Pu/pd
  • Hyperadrenocortisme
  • Diabetes mellitus
  • Nierinsufficiëntie
  • Monitoring urineweginfectie

Staalname

  • Cystocentesis is de beste en enige betrouwbare manier om contaminatie met huidflora te vermijden. Midstream katheder urine van mannelijke en zuiver opgevangen spontane urine van vrouwelijke dieren is aanvaardbaar als het staal dezelfde dag wordt onderzocht en gekoeld bewaard werd.
  • Kathederisatie van vrouwelijk honden word beter vermeden. Contaminatie met vaginale flora gebeurt frequent, bovendien is het risico op een iatrogene infectie reëel.
  • Staal koel bewaren bij 4°C
  • Indien het staal het labo niet binnen de 12u bereikt, mag boorzuur 1% toegevoegd worden. Biochemisch onderzoek is dan evenwel niet meer mogelijk.
  • Stenen dienen aseptisch gemanipuleerd en getransporteerd te worden

Interpretatie

Onderliggende oorzaken Daar infectie bij mannelijke honden veel minder voorkomt dan bij vrouwelijke wordt deze beschouwd als een gecompliceerd geval en moet gezocht worden naar onderliggende predisponerende factoren.

UTI en endocrinopathieën Ongeveer 40 tot 50 % van de hyperadrenocortoïde honden en 50% van de katten met CNI lijdt aan een urineweginfectie. Routinematige kultuur is aangewezen. Ook diabetes mellitus (40% bi de hond, 15% bij de kat) predisponeert tot UTI. Bovendien is het urineonderzoek van deze gevallen dikwijls normaal en zijn er slechts in een minderheid van de gevallen klachten van deze aard. <20% heeft noch pyurie, noch bacteriurie ondanks een positieve kweek en <5% heeft pollakisurie of dysurie. Andere onderliggende oorzaken van UTI zijn: neoplasie, urolithiasis, prostatitis, diverticuli, pyelonefritis, partiële obstructie en urineretentie.

Antibiogram Ondanks resistentie in vitro kunnen bepaalde antibiotica in vivo werkzaam zijn omdat in actieve vorm ze via de nieren uitgescheiden worden en zo in de urine hoge concentraties bereiken. Anderzijds is het zo dat bij dieren met pyelonefritis of gevallen van blaasinfectie waarbij de blaaswand duidelijk verdikt is de bereikte urineconcentratie nauwer zal aansluiten bij de serumconcentratie van het antibioticum.

De algemene vuistregel is wanneer de MIC ≤25% van de gemiddelde urineconcentratie bedraagt het organisme gevoelig zal zijn.

Referenties