ACTH

Uit wikilab
Versie door Wikilab (Overleg | bijdragen) op 2 okt 2012 om 12:00

Ga naar: navigatie, zoeken
Benamingen en codes
Omschrijving ACTH
Synoniemen Adrenocorticotroop hormoon, Corticotropine
Loinc 2141-0
Code DACTHI
Aanvraagcode 2340
Afname en methode
Staal EDTA-plasma ingevrozen
Min volume (?) 200 µL (0.2 mL) plasma
Methode Immunochemiluminiscentie
Rapportering
Rubriek Biochemie
Subrubriek Bijnier
Frequentie ma-za
Doorlooptijd zelfde dag
Eenheid pg/mL
Alt. Eenheid pmol/L
Conversie pg/mL x 0.222 = pmol/L

Indicaties

Hond[1]

  • Tweedelijnstest, beste test om bijnier-afhankelijk, i.e. bijniertumoren (BT) van hypofyse-afhankelijk hyperadrenocorticme/Cushing (HAC) te onderscheiden nadat het bestaan van hyperadrenocortisicme werd bevestigd door een ACTH stimulatietest of LDDST. Niet om HAC op zich te diagnosticeren.
  • Differentiatie primair en secundair hypoadrenocorticisme

Kat[1]

  • Tweedelijnstest, beste test om bijnier-afhankelijk, i.e. bijniertumoren (BT) van hypofyse-afhankelijk hyperadrenocorticme/Cushing (HAC) te onderscheiden nadat het bestaan van hyperadrenocortisicme werd bevestigd door een ACTH stimulatietest of LDDST. Niet om HAC op zich te diagnosticeren.

Paard

  • Diagnose van pituitary pars intermedia dysfunction (PPID), oudere paarden met hirsutisme[2]

Afname

EDTA tube


  • Plasma onmiddellijk afcentrifugeren en invriezen. Zowel literatuur[3][1] als eigen onderzoek is unaniem over het feit dat scheiden en invriezen van plasma analytisch de meest betrouwbare resultaten geeft. Eigen onderzoek bij paarden heeft echter uitgewezen dat het verzenden binnen de 4u op volbloed (niet gecentrifugeerd en ingevrozen) klinisch bruikbare resultaten oplevert, en beter dan wel afgecentrifugeerd maar niet ingevrozen plasma.
  • Inspanning, excitatie en stress vermijden
  • Staal afnemen vooraleer een ACTH stimulatietest uitgevoerd wordt of minstens een dag tussen laten.
  • Toevoeging van aprotinin (een enzyme inhibitor) helpt ACTH bij <4°C stabiliseren maar interferreert met onze methode[3]
  • De kans op diagnose van PPID bij paarden is het grootst in de herfst.[4]


Referentie-interval

Laag Hoog Eenheid Laag SI Hoog SI SI eenheid
Hond1 10 80 pg/mL 2.2 17.8 pmol/L
Kat1 10 60 pg/mL 2.2 13.3 pmol/L
Paard (nov-jul)2 <29 pg/mL <6.4 pmol/L
Paard (aug-okt)2 <47 pg/mL <10.4 pmol/L

1Het doeleinde van de test bij hond en kat is te differentiëren tussen mogelijke afwijkingen van de bijnierfunctie, m.a.w. bij zieke dieren. De klinische cut-offs (zie interpretatie) zijn dus van belang en niet de louter indicatieve referentiewaarden waargenomen bij gezonde dieren.

2Paarden hebben duidelijk hogere waarden tijdens de herfstmaanden: op het noordelijk halfrond van augustus tot en met oktober.[5][6]

Conversie

pg/mL x 0.222 = pmol/L
pmol/L x 4.51 = pg/mL

Interpretatie

Hond

Hyperadrenocorticisme[3]:

  • <10 pg/mL BT (HAC mogelijk)
  • 10–12 pg/mL onbeslist, test herhalen
  • >12 pg/mL HAC (BT uitgesloten)

Theoretisch valt een hoge concentratie te verwachten bij HAC (autonome productie) en een lage concentratie bij BT (negatieve feedback). In de praktijk wordt echter ook een episodische release van ACTH vastgesteld bij HAC.[7]. In deze gevallen zal men een normale of zelfs verlaagde concentratie vaststellen. Het herhalen van de test zal de zekerheid rond de diagnose van BT doen toenemen indien opnieuw een verlaagde waarde wordt vastgesteld.

Hypoadrenocorticisme:

  • <10 pg/mL secundair hypoA
  • 10-45 pg/mL niet diagnostisch (1%)
  • >45 pg/mL primair hypoA

Primair hypoA gaat meestal gepaard met zeer hoge ACTH waarden (>500 pg/mL) door een volledig gebrek aan negatieve feedback. Secundair hypoA daarentegen met lage of ondetecteerbare levels (<5 pg/mL)[8]

De cortisol (nmol/L)/ACTH (pmol/L) ratio bij gezonde honden lag tussen de 1-26[9]

Kat

  • <10 pg/mL diagnostisch voor BT
  • 20-45 pg/mL onbeslist, test herhalen (29%)
  • >45 pg/mL diagnostisch voor HAC

Paard

Het verschil in de mediane ACTH-concentratie tussen een PPID en een niet-PPID groep was het grootst van Aug tot en met Sep.[6]

In een populatie oude paarden (≥15 j) waarin een groep met hirsutisme en 3 of meer bijkomende klinische tekens voor PPID enerzijds en een groep zonder klinische aanwijzingen voor PPID was tijdens niet-herfstmaanden de sensitiviteit 80% en specificiteit 83% bij een cut-off van 29.7 pg/mL. In de herfst waren beide tegen de 100% met een cut-off van 77.4 pg/mL. De herfst is dan ook de meest geschikte periode om de aandoening te diagnosticeren. Er werden geen verschillen gevonden tussen paarden en ponies.[4]


Interferentie

Verlaagde waarden

  • Langdurige en/of hoge dosis glucocorticoïden beïnvloeden de hypothalamus-hypofysaire-bijnier as. Afhankelijk van het gebruikte preparaat moet 2-4w na stopzetting gewacht worden met het testen van de bijnierfunctie.
  • Aprotinin toegevoegd aan het staal als enzyme-inhibitor verlaagt meting bij de door ons aangewende methode.
  • Niet naleven van de aanbevelingen rond afname

Verhoogde waarden

  • Exogeen toegediend ACTH: laat minstens 1d tussen een ACTH stimulatietest en een ACTH bepaling

Fysiologie

ACTH is een 39-aminozuur polypeptide hormoon geproduceerd in de voorste adenohypofyse. De biologische activiteit wordt bepaald door de eerste 24 aminozuren (vanaf de N-terminal). Hoewel er tussen diersoorten variatie bestaat, zijn de eerste 24 aminozuren evolutionair sterk geconserveerd.[10]

ACTH wordt pulsatiel vrijgezet zoals aangetoond in de hypofysaire vene bij het paard[11] Redekopp et al., 1986a, 1986b). Metingen in het perifere bloed wezen op een episodische secretie bij honden met gemiddeld 9 pieken per 24u[12].

Het stimuleert de productie en vrijzetting van cortisol in de bijnierschors. Zelf staat het onder controle van de hypothalamus via CRH en arginine vasopressine en van de bijnier via negatieve feedback.[10]

De activiteit van de pars intermedia bij paarden vertoont een seizoensritme dat het hoogst is tijdens de herfst op het ogenblik dat de dagen beginnen te korten.[13] Hoe verder van de evenaar hoe vroeger de (herfst)piek optreedt. In Finland bvb. valt deze reeds in de late zomer (Augustus).[14]

Referenties

  1. 1,0 1,1 1,2 Blackwell's Five-Minute Veterinary Consult: Laboratory Tests and Diagnostic: Canine & Feline; Shelly L. Vaden; 2009; ISBN 978-0-8138-1748-4
  2. <pubmed>22594955, 7621678</pubmed>
  3. 3,0 3,1 3,2 <pubmed>14655102</pubmed>
  4. 4,0 4,1 <pubmed>22563728</pubmed>
  5. <pubmed>22765372, 20537574,22717182</pubmed>
  6. 6,0 6,1 <pubmed>21848531</pubmed>
  7. <pubmed>6092507</pubmed>
  8. Herrtage ME. Hypoadrenocorticism. In: Ettinger SJ, Feldman EC, editors. Textbook of Veterinary Internal Medicine. 6th ed. St. Louis, Missouri: Elsevier; 2005. pp. 1612–1622.
  9. <pubmed> 16734089 </pubmed>
  10. 10,0 10,1 Clinical Biochemistry of Domestic Animals, Sixth Edition; Kaneko et al.; 2008; ISBN 9780123704917
  11. <pubmed>7969780, 3004914</pubmed>
  12. <pubmed>6092507</pubmed>
  13. <pubmed>15566081</pubmed>
  14. <pubmed>21745243</pubmed>

Links