Insuline

Uit wikilab
Versie door Kirsten (Overleg | bijdragen) op 4 mrt 2015 om 18:53

Ga naar: navigatie, zoeken
Benamingen en codes
Omschrijving Insuline
Synoniemen
Loinc 20448-7
Code DINSUL
Aanvraagcode 2510
Afname en methode
Staal Serum (EDTA)
Min volume (?) 500 µL (0.5 mL) serum/plasma
Methode RIA
Rapportering
Rubriek Biochemie
Subrubriek KHD-metabolisme
Frequentie 1x/w
Doorlooptijd 1 week
Eenheid mU/L
Alt. Eenheid pmol/L
Conversie mU/L x 7.18 = pmol/L
Horse.svgDog.svgCat.svg


Indicaties

Staalname

  • Hond en Kat

UITGEVAST staal.

Hemolytische sera zijn niet geschikt aangezien erythrocyten insulinase-aktiviteit bevatten wat en invloed kan hebben op de bepaling.

Voor het aantonen van een insulinoma wordt het staal best genomen op een moment dat de glucosespiegel < 60 mg/dL (best < 50 mg/dL).

  • Paard
    • Serum Insuline concentraties kunnen gemeten worden zowel met als zonder uitvasten. (1 – 4). Echter paarden voeden zich continu en zelfs na uitvasten blijft de vertering nog meerdere uren doorgaan, en bijgevolg ook de gluconeogenese. Hierdoor is het beter de paarden te testen zonder ze uit te vasten. Dit laat een betere beoordeling van de insuline resistentie toe. Helaas varieert de samenstelling van de voeding vaak, waardoor het moeilijk is referentie waarden vast te leggen. (5) Concreet wordt aangeraden insuline concentraties te meten na 24 uur enkel kwalitatief hooi gegeten te hebben (6)
    • Verder dient elke stress situatie vermeden te worden. Wanneer de dieren niet thuis getest worden, dienen ze eerst gedurende 24 – 48h te wennen aan de nieuwe omgeving, alvorens te testen (6)
    • Inspanning en excitatie vermijden
    • Best gelijktijdig een staal voor glucosebepaling nemen

Referentie-interval

Laag Hoog Eenheid Laag SI Hoog SI SI eenheid
Hond 9 25 mU/L 63 174 pmol/L
Kat 10 32 mU/L 69 222 pmol/L
Fret 10 40 mU/L 69 278 pmol/L
Paard 10 30 mU/L 69 208 pmol/L
Rund 7 20 mU/L 49 139 pmol/L

Conversie

mU/L x 6.945 = pmol/L
pmol/L x 0.144 = mU/L

Interpretatie

Gevaar: geen tenzij tevens hypoglycemie.

Bij hypoglycemie

  Bloedglucose < 60 mg/dL en insuline > 20 mU/L diagnostisch voor insulinoma
  10 -20 mU/L; insulinoma mogelijk, maar ook relatief hyperinsulinisme
  5 - 10 µi/mL; insulinoma mogelijk
  <5 mU/L; insulinoma onmogelijk

Bij hyperglycemie

  De insulinespiegel bij diabetes is nogal variabel zodat er weinig uit afgeleid kan worden
  IDDM: laag - normaal
  NIDDM: laag, normaal of verhoogd
  Insulineresistentie: laag, normaal of verhoogd

Toegediend insuline wordt tot 24u p.i. in het bloed teruggevonden. 24u na de laatste injectie meet men gewoonlijk < 50 mU/L.

Diabetes mellitus type I gaat meestal gepaard met < 10 mU/L. Hond IDDM bijna 100% Kat IDDM, 50-70%; NIDDM, 30-50%

Referenties