Alkalische fosfatase: verschil tussen versies

Uit wikilab
Ga naar: navigatie, zoeken
k (20 revisions)
(Referentie-interval)
 
Regel 53: Regel 53:
 
|-
 
|-
 
! Kat
 
! Kat
| <140
+
| <84
 
| IU/L
 
| IU/L
 
|-
 
|-

Huidige versie van 31 jul 2017 om 15:38

Benamingen en codes
Omschrijving Alkalische fosfatase
Synoniemen ALP
Loinc 6768-6
Code ALKFO
Aanvraagcode 0730
Afname en methode
Staal Serum (Heparine)
Min volume (?) 250 µL (0.25 mL) serum/plasma
Methode Colorimetrisch
Rapportering
Rubriek Biochemie
Subrubriek Lever
Frequentie ma-za
Doorlooptijd zelfde dag
Eenheid IU/L
Dog.svgCat.svgHorse.svgCattle.svgPig.svg

Indicaties

  • Routineparameter: leverscreening
  • gewichtsverlies, anorexie, depressie,
  • hepatomegalie,
  • braken
  • diarree
  • ascites
  • icterus
  • hyperadrenocorticisme screening (hond)
  • leverlipidose (kat)

Staalname

Serumtube


Stabiliteit

  • 7d bij 15-25 °C
  • 7d bij 2-8 °C
  • 2m bij (-15)-(-25) °C

Referentie-interval

Hoog Eenheid
Hond <285 IU/L
Kat <84 IU/L
Paard <250 IU/L

Interpretatie

Algemene opmerking bij leverenzymen:

Leverzenzymes zijn geen leverfunctietesten, maar merkers voor leverschade. Ze geven weinig informatie over het type letsel en vertellen niets over de algemene functionele toestand van de lever, uitgebreidheid van het letsel (lokaal vs diffuus) of de omkeerbaarheid ervan. De magnitude correleert niet met de ernst van de situatie, hoewel er wel een verband bestaat met het aantal betrokken cellen; een milde verhoging kan verwaarloosbaar zijn maar even goed in een terminaal ziektestadium het verlies van bijna alle hepatocyten betekenen.


Klinische aanwijzingen voor leveraantasting ondanks een relatief goede gezondheid verplicht de clinicus ertoe te achterhalen of er sprake is van primaire dan wel secundaire hepatopathie. Zo kan bv. een milde verhoging van de leverenzymen bij oudere honden veroorzaakt worden door een redelijk gevorderde periodontitis tgv circulerende bacteriële toxines of het begin betekenen van een terminaal leverlijden.

Leveraandoeningen bij de kat hebben een meer biliair karakter itt bij de hond bij welke meer hepatocellulaire aandoeningen aangetroffen worden.


Merker voor cholestase:

Verhoging tgv leveraantasting is niet zuiver te wijten aan regurgitatie van het enzyme, maar tevens aan de novo synthese en loskomen van de membranen o.i.v. galzuren. Cholestase is de sterkste stimulus voor versnelde productie van ALP. Centrolobulaire schade veroorzaakt een mildere verhoging dan een periportaal insult. Het is niet mogelijk een onderscheid te maken tussen extra- en intrahepatische cholestase.


Specificiteit:

Het enzyme verhoogt tevens bij leververvetting (diabetes mellitus, feline leverlipidose) en is bij honden bijzonder gevoelig voor drug-gemedieerde inductie (vnl cortico’s en anticonvulsiva). Hoog botmetabolisme bij jonge groeiende dieren, fracturen, osteomyelitis, beentumoren en secundaire renale hyperparathyroidie kan gepaard gaan met een verhoogde activiteit van het been-isoenzyme.

Alleen bij honden stijgt ALP bij langdurig cortico-gebruik of Cushing, CALP. Verhoogd ALP als enig gestoorde leverparameter is bij honden steeds suggestief voor Cushing, maar eenzelfde beeld wordt gezien bij oudere honden met nodulaire hyperplasie. De inductie is echter variabel en al bij al is het een onbetrouwbare parameter voor Cushing. Evenmin bestaat er een correlatie tussen de magnitude en de ernst van de aandoening, respons op therapie of prognose.

De respons varieert met het type preparaat, de toedieningsweg, dosis en ook van individu tot individu. Het effect van een enkelvoudige dosis corticosteroïden kan tot 6w nazinderen. Deze variabele respons maakt inductie dus onvoorspelbaar, hou er ook rekening mee dat steroiden even goed echte intrahepatische cholestase kunnen veroorzaken, i.e. steroid geïnduceerde hepatopathie.

Jammer genoeg gaat ook primaire cholestase of hepatopathie en secundaire aandoening tgv diabetes, hypothyroïdie en pancreatitis of simpelweg endogene stress van chronische ziekte dikwijls gepaard met een variabele hoeveelheid CALP. De fractie wordt ook waargenomen bij behandeling met anticonvulsiva .


Acuut - Chronisch:

Na een acuut hepatocellulair insult is de verhoging vertraagd tov van die van ALT/AST en neemt gewoonlijk ook als laatste af daar de galvloei functioneel meestal ook als laatste herstelt en ALP de novo gesynthetiseerd wordt tot na genezing van het letsel. Bij functionele galwegobstructie is verhoging meetbaar na 8u, na 2-4d tot 15x verhoogd met een piek na 1-2w van 100x, waarna een plateau wordt bereikt op een lager niveau.


Katten:

Levercellen van katten bevat weinig ALP en het wordt bovendien makkelijk door hun nieren uitgescheiden zodat de minste stijging significant is. Gestoorde levertesten bij oude katten zijn steeds verdacht voor hyperthyroïdie.

Fysiologie

ALP wordt in tal van weefsel teruggevonden: lever, beenderen, darm, placenta en nier. Klinisch zijn enkel de iso-enzymen uit lever en beenweefsel van belang. In de lever is het gelokaliseerd is in de microsomale en biliaire canaliculaire membranen; vandaar het verband met cholestase.

Het intestinaal en placentaal isoenzyme heeft een te kleine halfwaardetijd om in significante hoeveelheden in serum te verschijnen. Het nier-isoenzyme werd onder geen enkel beding in serum teruggevonden wel in urine.

Het enzyme wordt via het monocyten-macrofagensysteem uit het plasma geklaard.

t1/2: hond = 3d; kat = 1-6u

Referenties