Witte bloedcellen
|
Staalname
Bloedname via een katheder kan leiden tot WBC-aggregaten en vals verlaagde waarden.
Referentie-interval
Laag | Hoog | Eenheid | Laag SI | Hoog SI | SI eenheid | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Hond | 5.4 | 15.4 | 1000/µL | 5.4 | 15.4 | 10^6/L | |
Kat | 6 | 11 | 1000/µL | 6 | 11 | 10^6/L | |
Paard | 5.3 | 10.2 | 1000/µL | 5.3 | 10.2 | 10^6/L | |
Rund | 4 | 12 | 1000/µL | 4 | 12 | 10^6/L | |
Geit | 4 | 13 | 1000/µL | 4 | 13 | 10^6/L |
Maxima na erge excitatie
hond <15 kat <18 paard <19
Conversie
1000/µL = 10^6/L
Interpretatie
Acute inflammatie en infectie gaat meestal gepaard met leucocytose. Zeer hoog aantal WBC en duidelijke linksverschuiving wijzen op purulente ontsteking.
Fysiologische leucocytose: treedt op bij acuut gestresseerde dieren en wordt gemedieerd door adrenaline of corticosteroïden. Adrenaline heeft zijn effect binnen enkele minuten, gaat gepaard met neutrofilie en/of lymfocytosis en verdwijnt meestal binnen de 30min. Het wordt gezien bij dieren die fel tegenstribbelen tijdens een bloedname en met name bij katten. Deze dieren hebben een marginale pool (reserve) van WBC (neutrofielen) 3 keer groter dan honden. Bloeddrukverhoging door angst en excitatie is genoeg om de marginale pool WBC vrij te zetten. Ook inspanning heeft een gelijkaardig effect.
Cortico’s hebben pas na enkele uren effect en gaan typisch gepaard met een stressleukogram. Dit wordt gezien bij slepende ziekte (stress van het ziek zijn) en langdurige corticoïde behandling.
Stressleukogram: neutrofilie, eosinopenie, lymfopenie en bij honden monocytosis. WBC en RBC in de tweede helft van het normaalwaardenbereik (soms hoger). Stress van chronische ziekte kan voldoende zijn (bv hartfalen, hyperthyroïdie,...) Andere factoren zoals infectie en medicijnen kunnen dit beeld wijzigen waardoor totaal WBC en absolute WBC-type telling sterk variëren. Daarom wordt een stressleukogram beter weergegeven door de procentuele verhouding dan door de absolute hoeveelheden van elk celtype. Typisch voor de hond is een respons van 15 tot 25.000/µL en voor de kat <22.000/µL.
Leucopenie wijst op immunosuppressie of massaal verbruik van WBC tgv sterk weefselnecrose. Vooral gram-negatieve sepsis, septicemie of endotoxinemie leiden tot leucopenie i.t.t. gelokaliseerde infecties zoals abcessen of pyometra die een leucocytose veroorzaken.
Pan- of bicytopenie suggereert beenmergaantasting hoewel neutropenie t.g.v. een overweldigende inflammatie samen kan voorkomen met anemie of trombocytopenie veroorzaakt door andere oorzaken zoals bloeding, DIC of beide. Erge primaire neutropenie predisposeert tot sepsis.
Na chemotherapie kan men dalwaarden verwachten rond dag 5 à 7. Volgende richtlijnen werden voorgesteld:
bij <2500/µm en/of <50.000 plaatjes/µL stoppen met de behandeling bij <2000/µL nauwlettend monitoren voor sepsis bij <500/µL en koorts is sepsis zeer waarschijnlijk
Fysiologische variatie: Bij jonge honden neemt het aantal WBC geleidelijk toe met toenemende activiteit, m.a.w. gedurende het verloop van de dag. 12000/µL bij geboorte. Rond de partus kan bij drachtige teven een significante leucocytose ontstaan, niet te verwarren met pyometra.
Kat: 9600/µL bij geboorte tot 23000/µL op 8-9w en dan 19700/µL op 16w
Het populatiegemiddelde voor Greyhounds op rust ligt aan de lage kant i.v.t. dat van de totale hondenpopulatie. (1.8 - 14.6; µ 8.2)