Leptospira antistoffen
|
Indicaties
Hond
- Honden met koorts, stollingsstoornissen (ecchymosen, epistaxis, petichiën, hematemesis, melena), braken, diarree, spierpijn, uveïtis, hoesten, dyspnee, pijn thv nieren.
- Koorts van ongekende oorsprong
- Nier- of leverfalen van ongekende etiologie
- Anemie, trombocytopenie, hyponatriemie, hypokaliemie, hyperfosfatemie, hypoalbuminemie, hypocalcemie, azotemie of verhoogde leverwaarden
Paard
- Abortus zonder gekende infectiebron
- Equine recurrente uveïtis (ERU)[1]
ZOONOSE !!!
Interpretatie
IgM verschijnt 1 week na infectie, IgG na 2 tot 3 weken met piekwaarden na 1 maand.
Belangrijkste nadeel van leptospira-serologie is dat men geen onderscheid kan maken tussen vaccinatie, een oude en een nieuwe infectie. Vaccinatie gaat gewoonlijk gepaard met hoge IgG maar lage IgM titers. De titer daalt bovendien snel. De verantwoordelijke serovar is diegene met de hoogste titer. Vaccins bevatten meestal meerdere serovars en de titers van alle serovars van een vaccin worden verwacht vergelijkbaar te zijn.
Een viervoudige verhoging van de titers in gepaarde sera bevestigt recente infectie.
Definitieve diagnose is enkel mogelijk met urine donkerveldmicroscopie, fasecontrastmicroscopie of kweek. Hemokultuur is mogelijk in acute gevallen (enkele dagen tot 2w na inoculatie); urinekweek moet dikwijls herhaald worden o.w.v. een intermitterende excretie.
Epidemiologie:
Leptospiren zijn spirocheten, beweeglijke spiraalvormige bacteriën. Er zijn twee species klinisch relevant onderverdeeld in verschillende serovars. Elke serovar heeft een reservoir van één of meerdere diersoorten, welke subklinisch geïnfecteerd kunnen geraken en het organisme maanden tot jaren kunnen uitscheiden. Hoewel de reservoir gastheren ziek kunnen worden, is de ziekte bij een incidentele gastheer veel erger. De periode van uitscheiding is bij deze laatsen wel korter en zijn dus minder besmettelijk voor andere dieren dan de reservoir gastheren.
L. interrogans serovars | Reservoir | Klinische ziekte |
---|---|---|
L. brataviae | Hond, rat, muis | Acute hepatitis en nieraantasting met bloeding |
L. bratislava | Rund | Nefritis |
L. canicola | Hond | Acute interstitiële nefritis,chronische interstitiële nefritis |
L. hardjo | Rund | Subklinische interstitiële nefritis |
L. icterohaemorrhagiae | Rat | Acute bloeding met hoge koorts en sterfte,acuut leversyndroom met icterus, koorts en bloeding.
Uremie en hemorrhagische enteritis |
L. pomona | Rund, varken | Acute of subacute nierinsufficiëntie |
L. tarassovi | Rund, varken | Acuut leversyndroom met icterus en depressie |
L kirschneri serovars | ||
L. grippothyphosa | Muis, wasbeer,skunk, opossum | Chronische actieve hepatitis, Acute of subacute nierinsufficëntie |
Pathogenese
Leptospiren dringen het lichaam binnen via huidwondjes of intacte mucosae. Transmissie geschiedt ook via bijtwonden, venereaal, transplacentair en ingestie van gecontamineerd weefsel, aarde, water, bedding en voedsel. In een warme, vochtige omgeving kan het organisme meerdere maanden overleven. Eens in de bloedbaan vermeerderen de kiemen in lever, nier, milt, CZS, oog en genitaaltractus. Lever en nieren worden het ergst aangetast en klinische symptomen worden gewoonlijk 7d na infectie waargenomen. De acute faze wordt meestal gekenmerkt door ANI. Leptospira toxines veroorzaken levernecrose met cholestase. Endotheliale schade tijdens de bacteriemie kan lijden tot DIC en thrombocytopenie. Hemolyse bij honden is weinig frequent maar mogelijk. Bij runderen leidt L. pomona vaak tot hemoglobinemie en -urie tgv een hemolytisch toxine. De organismen worden uitgescheiden in de urine.
Gastheren met beschermende antilichamen zullen gewoonlijk het organisme elimineren en slechts milde of geen symptomen vertonen. Sommige honden elimeneren de infectie zonder behandeling na 2-3w maar soms ontwikkelt zich ondanks sucesvolle behandeling van de acute faze een chronische hepatitis of nierinsuffiëntie.