Influenza A
Het virus
Het influenzavirus behoort tot de Orthomyxoviridae. Zijn genoom bestaat uit RNA en is gesegmenteerd. Influenza A komt voor bij verschillende diersoorten waaronder het varken, (water)vogels, paarden en eveneens bij de mens. Van dit virus worden verschillende subtypes onderscheiden op basis van de hemagglutinine (waarvan er 16 verschillende bestaan) en neuraminidase eiwitten (waarvan er 9 verschillende bestaan) op het virusoppervlak. Bij het varken circuleren de subtypes H1N1, H1N2 en H3N2. Het virus is enzoötisch aanwezig in de varkenspopulatie.
De ziekte
Bij vleesvarkens is influenza (griep) een belangrijke veroorzaker van acute ademhalingsproblemen. De symptomen van een typische infectie zijn voornamelijk koorts, lusteloosheid, bemoeilijkte ademhaling en verminderde voeropname. Dit laatste kan leiden tot een groeiachterstand. Bij drachtige zeugen kan de koorts leiden tot een abortus van de foeti. Een ongecompliceerde infectie is zelflimiterend na ongeveer een week. Indien er secundaire virale of bacteriële infecties optreden kan de ziekteproblematiek langer aanslepen en wordt de economische schade derhalve ook veel groter. Voornamelijk in het najaar steekt griep de kop op en is een juiste diagnose van groot belang.
Bij vleesvarkens speelt influenza mee in het porcine respiratory disease complex en worden secundaire bacteriële en virale infecties frequent teruggevonden.
Diagnose
Aangezien er geen subklinische dragers zijn, heeft het aantonen van het influenzavirus altijd klinisch belang.
- Voor het aantonen van antistoffen (As) tegen het varkensinfluenzavirus wordt een hemagglutinatie inhibitie (HI) test gebruikt. Deze test maakt gebruik van het hemagglutinerend vermogen van het virus. Rode bloedcellen kunnen door het virus samengeklonterd (geagglutineerd) worden. Een incubatie van een standaardvirus met het te testen serum kan deze hemagglutinatie remmen; vandaar de benaming hemagglutinatie-inhibitie test. Aangezien deze test virussubtype specifiek is, wordt deze uitgevoerd met prototypes van de 3 in onze contreien circulerende varkensinfluenzavirussen: H1N1, H1N2 en H3N2.
- Serologie is enkel zinvol voor diagnostische doeleinden als er gewerkt wordt met gepaarde sera: acuut serum op moment van de symptomen, convalescerend staal 3-4 weken later.
- Een titerverhoging ≥4 duidt op infectie.
- Virusswabs uit de neus of long van acuut zieke dieren
- Aangezien seroconversie een aantal weken duurt, is het in praktijkomstandigheden beter om het virus zelf aan te tonen. De beste staalname hiervoor zijn neusswabs (droge swabs of speciale virusswabs) van acuut zieke dieren, de virusuitscheiding is namelijk kortstondig (enkele dagen). De swabs worden best zo diep mogelijk in de neus genomen. Aangezien er geen subklinische dragers zijn, heeft het aantonen van het influenzavirus altijd klinisch belang.
- Een positief resultaat is diagnostisch.