Felien Leukose Virus antigen

Uit wikilab
Ga naar: navigatie, zoeken
Benamingen en codes
Omschrijving Felien Leukose virus antigen
Synoniemen FeLV ag
Loinc 23734-7
Code DFELV
Aanvraagcode 3040A
Afname en methode
Staal Serum (EDTA, Heparine)
Min volume (?) 250 µL (0.25 mL) serum/plasma
Methode Immunochromatografie
Rapportering
Rubriek Serologie
Subrubriek Infectieus
Frequentie ma-za
Doorlooptijd zelfde dag
Eenheid geen
Cat.svg

Indicaties

  • Zwerfkat of ongekende oorsprong
  • Contact met FeLV-positieve soortgenoot
  • Elke ernstig zieke kat, vnl met tekens van chronische infectie, neoplasie, voortplantingstoornissen, immunologische en/of hematologische aandoeningen.

Interpretatie

Een éénmalig positief resultaat is onvoldoende om te bewijzen dat het om een peristent viremisch kat gaat. 30% van de geïnfecteerde katten kan het virus elimineren. 70% zal een secundaire viremie ondergaan, waarvan de helft peristerend viremisch blijft en de andere helft het virus gedurende 1-16w in latente toestand terugdringt.

Latent geïnfecteerde katten hebben een negatief resultaat. Het virus kan gereactiveerd worden door stress of mbhv glucocorticoïden. Daarom moet een tweede test uitgevoerd worden 12-16 weken na de eerste.

De screeningtest slaat positief uit tussen de 2-30 weken (meestal tussen 2-8w) na infectie.

Een positief resultaat hoeft niet samen te gaan met symptomen.

Gewoonlijk is het detecteren van virus met ELISA in speeksel en tranen 1-2w vertraagd tov in serum. Plasma of serum geven betrouwbaardere resultaten dan volbloed. ssRNA retrovirus.

Er worden verschillende core en enveloppe-eiwitten onderscheiden. p15e wordt geassocieerd met immunosuppressie, p27 wordt teruggevonden in het cytoplasma van geïnfecteerde cellen, bloed, speeksel en tranen en wordt benut voor de diagnostiek, gp70 bevat de subgroep antigenen A,B en C en wordt geassocieerd met infectiviteit, virulentie en ziekte. De belangrijkste infectieweg is langdurig contact met geïnfecteerd speeksel of nasale secreties. Transplacentaire, transmammaire en sexuele overdracht is minder belangrijk.

Stadium 1 : primaire vermeerdering in lokale lymfoïde weefsels.

Stadium 2 : primaire viremie, vnl in mononucleairen.

Stadium 3 : secundaire vermeerdering in milt, lnn en lymfoïd weefsel van de darm.

Stadium 4 : secundaire vermeerdering in beenmerg en epitheliale darmcrypten.

Stadium 5 : secundaire viremie, los en in plaatjes en neutrofielen.

Stadium 6 : virus in epitheelcellen met virussecretie in speeksel en traanvocht.

De ELISA test detecteert p27 antigen gedurende stadia 2 tot 6.

30% blijft persisterend viremisch, bij 30% is viremie slechts transient en slagen erin het virus te elimineren, de overigen hebben een latente of gesequestreerde infectie. Bij deze laatste is het virus teruggedrongen lymfoïde weefsels en dundarm en kan gereactiveerd worden dmv glucocorticoïden. Enkel persiterend viremische katten gaan uiteindelijk symptomen vertonen waarvan 85% binnen de 2-3j sterft. Het virus induceert lymfoma, MPD, aplastische anemie en immunodeficiëntie.

Referenties