Ehrlichia canis antistoffen

From wikilab
Jump to: navigation, search
Benamingen en codes
Omschrijving Ehrlichia canis antistoffen
Synoniemen
Loinc 7874-1
Code DERCST
Aanvraagcode 3025A
Afname en methode
Staal Serum
Min volume (?) 250 µL (0.25 mL) serum
Methode Immunochromatografie
Rapportering
Rubriek Serologie
Subrubriek Infectieus
Frequentie ma-za
Doorlooptijd zelfde dag
Eenheid geen
Benamingen en codes
Omschrijving Ehrlichia canis antistoffen titer
Synoniemen
Loinc 23711-5
Code DEHRC
Aanvraagcode 3025B
Afname en methode
Staal Serum
Min volume (?) 250 µL (0.25 mL) serum
Methode Immunofluorescentie
Rapportering
Rubriek Serologie
Subrubriek Infectieus
Frequentie 1x/week
Doorlooptijd 1 week
Eenheid titer

Dog.svgCat.svg


Indicaties

Honden of katten geïmporteerd of afgereisd uit endemische streken met trombocytopenie, anemie, leucopenie, hyperglobulinemie, proteïnurie, polyartritis, koorts, lymfadenopathie, hepatosplenomegalie of CZSstoornissen en mogelijk contact met Rhipicephalus teken.

De acute faze gaat gepaard met koorts, anorexia, gewichtsverlies en lymfadenopathie.

Interpretatie

Al kunnen ten vroegste 7d na infectie aangetoond worden en zijn bijna altijd aanwezig na 20d. Een acute infectie kan maw gepaard gaan met een negatief resultaat. Zelden is een hond met Ehrlichiose geïnduceerde polyarthritis seronegatief. Bij bacteriele persistentie in de monocyten,wordt de test moeilijker door de lage concentratie van deze cellen in het bloed.

De sneltest is niet kwantitatief.Men kan ook titers bepalen:

>1:10 verdacht, na 3 w controleren

>1:20 is diagnostisch.

Omdat alle honden vroeg of laat een chronische ziekte ontwikkelen moeten alle seropositieve dieren behandeld worden ook al zijn ze klinisch gezond.

Titers blijven hoog bij onbehandelde gevallen en correleren met de infectieduur. Lage titers correleren niet steeds met infectie daar bij 50% van deze gevallen geen seropositiviteit kan geconfirmeerd worden adhv Western blot. Honden met lage titers worden meestal seronegatief binnen één jaar na behandeling. Sommige asymptomatische gevallen blijven echter voor >9m seropositief ondanks behandeling. Hier wordt PCR aangeraden; indien positief behandel dan nogmaals gedurende 2-3w, indien negatief monitor dan de titer en herhaal PCR wanneer de titer niet daalt. Sommige van deze honden kunnen hoge titers behouden omdat ze voortdurend blootgesteld worden maar asymptomatisch blijven omdat ze immuun zijn.

In de VS zijn ongeveer 30% van de honden blootgesteld aan Ehrlichia gecoînfecteerd met Bartonella. Overweeg Bartonella wanneer ziekte niet volledig reageert op behandeling.

Definitieve diagnose is mogelijk dmv detectie van morulae in mononucleairen of dmv PCR. Dit is echter een ongewone bevinding tenzij bij infectie met een granulocytaire stam. Honden kunnen geïnfecteerd worden door vele Ehrlichia species.

E. canis mononucleairen Rhipicephalus sanguineus
E. ewingii granulocyten ? polyarthritis, koorts, meningitis
E. chaffeensis mononucleairen ? ?
E. platys plaatjes ? koorts thrombocytopenie, uveitis
E. equi granulocyten Ixodes spp. koorts, polyarthritis
E. risticii mononucleairen ? ?

De drie eerste vormen de E. canis genogroep en resulteren in seropositiviteit voor E. canis.

Teken dragen de parasiet niet over op hun eitjes, elke teek moet zich dus afzonderlijk besmetten via een bloedmaaltijd op een besmette hond. Tijdens de acute faze migreren geïnfecteerde mononucleairen naar kleine bloedvaten of in het endotheel, waar ze vasculitis veroorzaken. Deze faze vangt aan 1-3w na infectie en duurt 2-4w. De meeste immunocompetente honden overleven. De subklinische faze kan tot 5j duren. Hoewel sommigen er in slagen het organisme te elimineren, persisteert het meestal intracellulair en leidt tot de chronische vorm. De meeste afwijkingen tijdens deze fase vinden hun oorsprong in de immuunreactie die opgebouwd wordt tegen het organisme.

Veroorzaakt beenmergsuppressie en RBC-afbraak met niet-regeneratieve anemie (90%), trombocytopenie, leucopenie (50%) of een combinatie van deze tot gevolg. Geïnfecteerde dieren zijn soms Coomb’s positief.

Als het beenmerg niet onderdrukt is, bedraagt het plaatjesaantal meestal tussen 75 en 175.000/µl.

Anemie en leucopenie worden gewoonlijk enkel waargenomen in chronische gevallen. Neutropenie kan sterk genoeg zijn om een fatale sepsis te veroorzaken.

Hypergammaglobulinemie is dikwijls aanwezig, meestal polyclonaal, occasioneel oligoclonaal waardoor verwarring kan bestaan met monoclonale banden van een lymfoïd neoplastisch proces. De hyperproteïnemie kan aanleiding geven tot verhoogde plasmaviscositeit. De overdreven immuunrespons kan proteinurie en glomerulonefritis veroorzaken.

Referenties