2013/03/Wijziging referentie-intervallen

Uit wikilab
Ga naar: navigatie, zoeken


Zoolyx banner.png i

Beste Collega,


Normal distribution.png Referentie-intervallen (RI), wat zou men zonder zijn? Hoewel we maar al te goed weten dat geneeskunde geen toegepaste wiskunde is, worden RI vaak als een meetlat beschouwd om normaal van abnormaal te onderscheiden, en vervolgens klinische beslissingen te nemen.

In deze nieuwsbrief lichten we kort de terminologie toe en vindt u links naar meer uitgebreide informatie hoe RI worden opgesteld en welke alternatieve of bijkomende beschrijvende getallen in de toekomst de interpretatie van labo-onderzoek op een objectieve manier zullen ondersteunen.

Bovendien zijn we gestart met een kritische herevaluatie van RI van alle parameters waarvoor we over voldoende betrouwbare data beschikken. Voor het paard is dit onderzoek afgerond en werden de RI grondig herzien. In de komende weken zal dit ook gebeuren voor hond en kat.

What's in a name?

Het feit dat RI als normaal-abnormaal meter worden gebruikt, is gedeeltelijk toe te schrijven aan misbegrepen terminologie. De termen normaalwaarden en normaalwaardenbereik hebben niets met pathologie of gezondheid te maken maar verwijzen naar de statistische verdeling die vaak van toepassing is op bio-analytische parameters: de normaal- of Gausscurve. Omwille van deze begripsverwarring en omdat niet alle parameters normaal (of juister lognormaal) verdeeld zijn, spreken we liever van referentie-intervallen.

RI zijn het resultaat van (pre)analytische en biologische variabiliteit. Analytische variabiliteit is afhankelijk van de toegepaste methode, de laborant en omgevingsfactoren die schommelingen veroorzaken in instrumentarium en reagentia. Over het algemeen is deze klein en wordt bovendien voor, tijdens en/of na iedere run bewaakt door controlemonsters met een gekende hoeveelheid te analyseren. Ook pre-analytische factoren zoals manier van staalname, afnamemateriaal, stockage en transport introduceren een niet te onderschatten bron van variatie die in praktijkomstandigheden bovendien veel moeilijker te controleren valt. Biologische variabiliteit wordt verder opgedeeld in variatie die bestaat binnen de leden van eenzelfde groep en binnen één individu over de tijd heen. De kennis rond intra-individuele biologische variabiliteit staat in de diergeneeskunde nog in de kinderschoenen maar belooft in de toekomst nuttige tools aan te reiken tijdens zowel de screening van gezondheid als de monitoring van ziekte.

Meer gedetailleerd informatie rond methodieken voor het opstellen van RI, biologische variabiliteit en afgeleide parameters zoals Reference Change Value (RCV) en Index of Individuality (IoI) vind u hier in Wikilab.

Zin en onzin

Juiste populatie gebaseerde RI zijn en blijven belangrijke informatie verstrekt door het laboratorium. De toepassing ervan tijdens de interpretatie van een labo-onderzoek is echter meer dan het vergelijken van de harde cijfers maar vergt ook kennis en inschatting van alle factoren die een meetresultaat kunnen beïnvloeden. In onze Wikilab labogids trachten we zoveel mogelijk van deze factoren te duiden.

Volgens welke methode ze ook opgesteld werden RI zijn steeds het product van statistiek. "Geen enkel RI is volledig juist of fout". RI worden opgesteld rond de centrale 95% van de referentiepopulatie. 5% perfect gezonde dieren vallen dus per definitie buiten de RI-grenzen. Als we met der tijd meer kennis verwerven rond intra-individuele biologische variabiliteit kunnen ook andere meer geïndivualiseerde benaderingen gebruikt worden zoals RCV om een bekomen meetwaarde te kaderen.

Bovenal dienen labo-bevindingen steeds getoetst te worden aan de kliniek. Labo-onderzoek kan nooit het basis klinisch onderzoek vervangen.

Nieuwe RI's paard

De RI voor hematologie en biochemie voor paarden werden door ons recentelijk geherevalueerd. Er werd een studie gedaan met een uitgebreide bloedanalyse bij 100 klinisch gezonde paarden. Deze groep omvatte zowel merries, hengsten, ruinen, drachtige en lacterende merries. De leeftijd varieerde van 2 tot 29 jaar (geen veulens). Uiteenlopende rassen waaronder warmbloeden, dravers, friezen (behalve kleine ponyrassen) werden ingesloten. Daarna werden alle gegevens statistisch verwerkt en 95% grenzen berekend.

Daarnaast werd een a posteriori verwerking gedaan van historische data van 2500 paarden. Hierbij waren zowel gezonde als zieke dieren betrokken. De data werd statistisch gezuiverd van uitschieters, in de overblijvende reeks werd gezocht naar een lineair verband van waaruit opnieuw 95% grenzen werden berekend.

Bij het vergelijken van deze herberekende RI en reeds gepubliceerde bleken deze niet zoveel van elkaar te verschillen. Enkele ondergingen een kleine aanpassing met iets nauwere grenzen, voornamelijk in de hematologie. De grootste wijzigingen zijn deze van LDH, CK, alkalische fosfatase, selenium (Se) en koper (Cu). De oude RI van selenium en koper waren deze beschreven in de literatuur (vnl. amerikaanse studies). Voor onze contreien en meetmethodiek (AAS) vonden we in de literatuur geen onderbouwd RI. De hoeveelheid mineralen en metalen in de bodem varieert bovendien van streek tot streek. De nieuwe ondergrenzen liggen thans lager dan oorspronkelijk.

De volledige lijst met referentie-intervallen vindt u hier.


Logo.png Fb.jpg
Zoolyx * Groeneweg 17 * 9320 Aalst * Belgium

+32 (0)53 72 90 20 - dierenarts@zoolyx.be

Dierenartsen Tom Nagels, Griet Vercauteren, Frank Van Campen, Caroline Bauwens, Roel Haesendonck
Dierenartsen Vincent Pironnet, Sandra Jolly