Urine bacteriologie

Uit wikilab
Versie door Wikilab (Overleg | bijdragen) op 11 okt 2009 om 00:30

Ga naar: navigatie, zoeken

Elk dier met symptomen van LUTD: hematurie, pollakiurie, polyurie, urinewegobstructie, kristallurie, urolithiasis Hyperadrenocortisme Diabetes mellitus Nierinsufficiëntie

Monitoring urineweginfectie

Doelorganen Bacteriologie

Mycologie

Staal Urine, Steen
Minimum hoeveelheid 15ml
Methode
Resultaat na 2d

Cystocentesis urine is uiteraard verkieslijk maar midstream katheder urine van mannelijke en zuiver opgevangen spontane urine van vrouwelijke dieren is aanvaardbaar als het staal dezelfde dag wordt onderzocht en gekoeld bewaard werd. Kathederisatie van vrouwelijk honden word beter vermeden. Contaminatie met vaginale flora gebeurt frequent, bovendien is het risico op een iatrogene infectie reëel.

Staal koel bewaren bij 4°C

Indien het niet binnen de 12u het labo bereikt, mag boorzuur 1% toegevoegd worden. Biochemisch onderzoek is dan evenwel niet meer mogelijk.

Stenen dienen aseptisch gemanipuleerd en getransporteerd te worden

Interpretatie

Onderliggende oorzaken Daar infectie bij mannelijke honden veel minder voorkomt dan bij vrouwelijke wordt deze beschouwd als een gecompliceerd geval en moet gezocht worden naar onderliggende predisponerende factoren.

UTI en endocrinopathieën Ongeveer 40 tot 50 % van de hyperadrenocortoïde honden en 50% van de katten met CNI lijdt aan een urineweginfectie. Routinematige kultuur is aangewezen. Ook diabetes mellitus (40% bi de hond, 15% bij de kat) predisponeert tot UTI. Bovendien is het urineonderzoek van deze gevallen dikwijls normaal en zijn er slechts in een minderheid van de gevallen klachten van deze aard. <20% heeft noch pyurie, noch bacteriurie ondanks een positieve kweek en <5% heeft pollakisurie of dysurie. Andere onderliggende oorzaken van UTI zijn: neoplasie, urolithiasis, prostatitis, diverticuli, pyelonefritis, partiële obstructie en urineretentie.

Antibiogram Ondanks resistentie in vitro kunnen bepaalde antibiotica in vivo werkzaam zijn omdat in actieve vorm ze via de nieren uitgescheiden worden en zo in de urine hoge concentraties bereiken. Anderzijds is het zo dat bij dieren met pyelonefritis of gevallen van blaasinfectie waarbij de blaaswand duidelijk verdikt is de bereikte urineconcentratie nauwer zal aansluiten bij de serumconcentratie van het antibioticum.

De algemene vuistregel is wanneer de MIC ≤25% van de gemiddelde urineconcentratie bedraagt het organisme gevoelig zal zijn.