Volume d'échantillonage

Uit wikilab
Versie door Wikilab (Overleg | bijdragen) op 16 dec 2014 om 00:47

Ga naar: navigatie, zoeken

A chaque test, un volume minimum est exigé. Le volume minimum exigé pour l’exécution d’une combinaison de tests n’est pas simplement la somme des volumes des tests individuels. Ca dépend du volume mort qui à son tour dépend de beaucoup de facteurs prévisibles ou non.

Hoe wordt het benodigde volume berekend?

Het staalvolume nodig om een test uit te voeren is de som van

  1. Het volume staal toegevoegd aan het reactiemengsel
  2. Het cumulatief dood volume van elke pipeteerstap

Wat is dood volume?

Dit is de hoeveelheid vloeistof die onvermijdelijk achterblijft in pipet of naald ondanks maximale expulsie enerzijds, en in het recipiënt van waaruit gepipeteerd wordt anderzijds (het is niet omdat er 100 µl in een buisje zit dat je die er ook volledig uitkrijgt). Dit hangt af van het aangewende recipiënt, pipettip en/of van de analyser. Hoe meer pipeteerstappen hoe groter dit volume wordt. De meeste reacties verbruiken slechts een fractie van een milliliter (2-100 µL). Maar het dood volume loopt al gauw op tot 100 à 200 µl.

Het totale benodigde volume is niet altijd eenvoudig te voorspellen. Zo worden routine biochemische testen op hetzelfde apparaat uitgevoerd. Het benodigde volume wordt in één keer uit de moedertube opgezogen en vervolgens verdeeld over de verschillende reactiemengsels. Maar afhankelijk van de workload van het moment of de beschikbaarheid van reagens kan de analysersoftware echter beslissen om een deel van de testen op één module uit te voeren en een ander deel op een andere. Twee pipeteeracties, 2 keer dood volume.

Tests reflex et retest

Retest: Parfois il est nécessaire de refaire une analyse quand la première mesure était erronée ou trop hors normes, due par exemple à la présence d’un caillot ou de bulles d’air ou bien à d’ autres raisons qui ont entrainé un résultat non fiable.

Réflextest: parfois une deuxième analyse est effectuée automatiquement en cas ou la première a donné un résultat spécifique (par exemple détermination quantitative de glucose dans l’urine après mesure positive à la tigette).

Instructions générales

Sang

  • Tenez compte qu’un échantillon sanguin produit pour la moitié du sérum ou plasma (si hématocrite de 50%). Les paramètres biochimique de routine peuvent être testés avec un volume de sérum de 0,5 mL (donc un volume de sang total de 1 ml) La détermination d’hormones, tests sérologiques, PCR et tests rapides demande considérablement plus de volume.
  • Il n’y a pas de raison de remplir un tube glucose complètement. La seule analyse exécutable étant le glucose. 0,4 mL de sang est suffisant.
  • Un tube EDTA avec 0,5 mL de sang est suffisant pour l’hématologie de routine (numération + formule) si vous utilisez un microtube !
  • Un tube citrate doit être rempli jusqu’au marquage. Le citrate est un anti-coagulant liquide dont le ratio par rapport du sang est d’importance critique.
  • Les tubes héparinés sont utiles pour les oiseaux et reptiles pour l’hématologie de routine et la biochimie.

Urine

  • Met 1 mL urine is er genoeg voor kwalitatieve biochemie (dipstick), onderzoek van het sediment en eventuele bacteriologische kweek.
  • De zuiverheid van de urine is vaker een probleem dan het volume.

Faeces

  • Met 1 g verse faeces kan een parasitologisch onderzoek uitgevoerd worden.
  • De Baerman methode voor het aantonen van longwormen vereist 10 g verse mest.
  • Platte mest bevat meer water en minder vaste stof. Daarom is 2 g platte mest en 4 g waterige faeces het aanbevolen minimum.
  • 1 g komt overeen met ongeveer 1 cm3 of een theelepel.

Punctievocht

  • Voor biochemische testen vul je een serumbuis met minstens 0.4 mL punctaat.
  • Vul tegelijk een EDTA-tube eveneens met minstens 0.4 mL voor cytologisch onderzoek.
  • Zelf een druppeltje uitstrijken op een draagglaasje en aan de lucht laten drogen is aanbevolen (zie video).