|
|
Regel 1: |
Regel 1: |
− | Paarden verdacht van hypofysedysfunctie (Cushing) waarbij een dexamethasone suppressietest gecontraïndiceerd is wegens gevaar voor hoefbevangenheid.
| |
| {| class="wikitable" | | {| class="wikitable" |
| ! Doelorganen | | ! Doelorganen |
Regel 18: |
Regel 17: |
| Glucoseconcentraat 1,5 kg po, basaal staal + 1-2u na inname | | Glucoseconcentraat 1,5 kg po, basaal staal + 1-2u na inname |
| | | |
− | == Interpretatie == | + | ==Indicaties== |
− | '''Nut in DM-monitoring'''
| + | ===Paard=== |
| + | *Malabsorptie (vermageren ondanks goede eetlust) |
| | | |
− | Bedoeld wordt niet een orale suikerchallange maar wel het opstellen van een glucosecurve tussen twee insuline-injecties in. Dit is nog steeds de gouden standaard voor het bepalen en fijnregelen van de benodigde insulinedosis.
| + | ==Protocol== |
| + | {{Glucose}} |
| + | ===Paard=== |
| + | #basaal staal |
| + | #20% glucose-oplossing 1 mg/kg oraal opgieten met sonde |
| + | #seriële staalname: 30', 60', 90', 120', 180', 240', 300' |
| | | |
− | De '''glucosedifferentiaal''' (GDf) verwijst naar het glucoseconcentratieverschil tussen de nadir en de volgende insuline-injectie. Bij een afgeplatte curve (GDf 50 - 100 mg/dL) heeft insuline niet de gewenste werking.
| + | '''Stipte staalname belangrijk!''' |
− | Ook de concentraties op zich zijn belangrijk:
| + | == Interpretatie == |
− | - consistent < 200 mg/dL, insuline zeer efficiënt
| + | |
− | - 350 - 400 mg/dL, insuline niet efficiënt
| + | |
− | | + | |
− | Eerst moet de nadir voldoende laag liggen (ideaal: 80 - 150 mg/dL)door de dosis met 0.5 - 1 U/dosis aan te passen. Hypoglycemie moet ten alle tijde vermeden worden. Bij een nadir van < 80 mg/dL is een dosisverlaging van 10-25% meestal effectief als de dosis tussen de 6-8 U is. Dosissen > 2.2 U/kg zijn tegenaangewezen, herziening van het ganse protocol (type, herkomst, frequentie) moet desgevallend herzien worden.
| + | |
− | | + | |
− | Vervolgens kan de werkingsduur nagegaan worden. Ruwweg wordt deze gedefinieerd als de tijd tussen toediening door de nadir tot de spiegel terug 200 - 250 mg/dL bereikt. Kortwerkend kan dikwijls het glucose wel verlagen maar niet gedurende de hele dag. Langwerkend sid is dikwijls evenmin efficiënt.
| + | |
− | | + | |
− | - 22 -24 u: sid therapie is voldoende
| + | |
− | | + | |
− | - 15 - 20 u: wanneer langwerkend insuline gebruikt wordt, kan overgeschakeld worden naar intermediair werkend bid met een dosisverlaging van 10 tot 25% van het oorspronkelijk insuline. Alternatief kan gewoon (kortwerkend) insuline gegeven worden ‘s avonds, best 16 - 18 u na de ochtenddosis en het langwerkend insuline ‘s morgens (evt 10% minder)
| + | |
− | | + | |
− | - 10 - 14 u: overschakelen naar bid of langer werkend type
| + | |
− | | + | |
− | - < 8 u : de glucosespiegel moet steeds > 80 mg/dL blijven. Als de spiegel onder de 60 mg/dL zakt kan het Somogyi-fenomeen optreden. De dosis moet desgevallend verlaagd worden tot glucose boven de 80 mg/dL blijft. Indien de werkingsduur echt < 8 u bedraagt, moet ofwel meer dan 2 keer toegediend worden (erg onpraktisch) of naar een langer werkend type of een zelfde type maar afkomstig van een andere diersoort (humaan -> runds of varken). In geval intermediair insuline gebruikt wordt, helpt het vaak om te overschakelen naar een ander type binnen dit type.
| + | |
− | | + | |
− | Eens de ziekte onder controle is, wordt aangeraden om 3 - 6m de curve opnieuw na te gaan.
| + | |
| | | |
| [[Category:LabWijzer]] | | [[Category:LabWijzer]] |