Hondenziekte antistoffen: verschil tussen versies

Uit wikilab
Ga naar: navigatie, zoeken
 
k (1 revision(s))
(geen verschil)

Versie van 11 okt 2009 om 00:23

Verzekeringskwesties. Bewijs van vaccinatie

Honden met zenuwsymptomen, pups (niet gevaccineerde) met pneumonie.

Doelorganen Serologie
Staal Serum, CSV in serumbuis
Minimum hoeveelheid 0.2ml
Methode Immunofluorescentie
Resultaat 1 week


Interpretatie

Seroconversie bij volwassen dieren is diagnostisch weinig bruikbaar daar de meeste gevaccineerd zijn. Als ze ooit blootgesteld geweest werden, kunnen ze met een goede immuunrespons het virus geëlimineerd hebben en seropositief blijven.

Indien de titer in CSV > serum naast een verhoogd CSV eiwit en pleocytosis duidt dit op een lokale productie van antistof en is dus diagnostisch voor encephalomyelitis.

Een viervoudige stijging IgG in gepaarde sera over een periode van 2-3w of aantoonbaar IgM is consistent met recente infectie of vaccinatie. Ze bewijzen echter geen klinische ziekte.

Definitieve diagnose is mogelijk via het aantonen van virale inclusies dmv cytologie of histopathologie. Deze inclusies worden soms gevonden in RBC, WBC en precursoren, maar gewoonlijk slechts voor 2-9d na inoculatie zodat ze meestal afwezig zijn op het momment van klinische symptomen. De partiekels zijn zichtbaar in de aangetaste weefsels incl CSV 5-21d na inoculatie.

Aerogene of orofecale verspreiding tot 60-90d na infectie.

Primaire vermeerdering in macrofagen van tonsillen en cervicale en bronchiale lnn. Primaire viremie met koorts.

Secundaire vermeerdering in lymfoïde organen, CZS en epithelen raken 8-14d na inoculatie geïnfecteerd. Secundaire viremie met koorts.

:Goede immuunrespons leidt tot eliminatie.
:Zwakke immuunrespons leidt tot aantasting AHS, SVS, CZS, UGS.
:Persistentie in de hersenen leidt tot demyelinisatie en chronisch evoluerende zenuwsymptomen.