CSV cytologie: verschil tussen versies

Uit wikilab
Ga naar: navigatie, zoeken
(Staalnama)
(Staalname)
Regel 29: Regel 29:
 
De eerste druppels niet opvangen daar ze meestal met bloed gecontamineerd zijn. CSV caudaal van het letsel is frequenter afwijkend dan craniaal ervan hoewel er diagnostisch weinig verschil bestaat tussen lumbaal en occipitaal afgenomen CSV.
 
De eerste druppels niet opvangen daar ze meestal met bloed gecontamineerd zijn. CSV caudaal van het letsel is frequenter afwijkend dan craniaal ervan hoewel er diagnostisch weinig verschil bestaat tussen lumbaal en occipitaal afgenomen CSV.
  
Niet op plaatsen met cutane of subcutane afwijkingen
+
Niet op plaatsen met cutane of subcutane afwijkingen
  
 
*Druk op de vena jugularis kan het debiet verhogen.
 
*Druk op de vena jugularis kan het debiet verhogen.

Versie van 15 jan 2013 om 18:55

Benamingen en codes
Omschrijving Cytologie CSV
Synoniemen
Loinc 42209-7
Code DCYTO
Aanvraagcode 4400
Afname en methode
Staal EDTA + Uitstrijkje
Min volume (?) 250 µL (0.25 mL) serum/plasma
Methode Microscopie
Rapportering
Rubriek Anatoompathologie
Subrubriek Cytologie
Frequentie ma-vr
Doorlooptijd dag +1
Eenheid

Indicaties

  • Elke neurologische aandoening
  • vooronderzoek van myelografie

Staalname

Neem nooit CSV als er een vermoeden bestaat van verhoogde intracraniale druk en/of tentoriële inklemming (head pressing, anisocorie en gewijzigd bewustzijn) of wanneer er tegenindiacties bestaan voor algehele anaesthesie. Premedicatie met dexamethasone en mannitolinfuus gevolgd door isofluraananaesthesie met hyperventilatie verkleint het risico.

Afname kort na een toeval is af te raden daar deze een invloed hebben op de bloed-hersenbarrière met verhoogd eiwit en celgetal tot gevolg.

De eerste druppels niet opvangen daar ze meestal met bloed gecontamineerd zijn. CSV caudaal van het letsel is frequenter afwijkend dan craniaal ervan hoewel er diagnostisch weinig verschil bestaat tussen lumbaal en occipitaal afgenomen CSV.

Niet op plaatsen met cutane of subcutane afwijkingen

  • Druk op de vena jugularis kan het debiet verhogen.
  • Neem niet meer dan nodig.
  • Uiterste steriliteit in acht nemen
  • Spinale naald met mandrin gebruiken

Interpretatie

Het is het enige onderzoeksmedium dat toelaat de huidige CZS-status te evalueren en voor iedereen mits ervaring toegankelijk is.

Lage celtellingen sluiten afwijkingen niet uit. Dit is zeker waar bij letsels diep in het zenuwparenchym die niet in contact staan met de leptomenigen. Differentiatie is zinloos bij lage celtellingen.

Abnormale bevindingen daarentegen duiden altijd op een pathologisch proces. Indien ook afwijkingen worden gevonden in het bloedbeeld, betreft het waarschijnlijk een secundaire uitbreiding van een systemische aandoening.

Een zichtbare verkleuring wordt duidelijk bij 700 RBC/µl of 200 gekernde cellen/µl. RBC zijn meestal afkomstig van de punctie zelf, zeker bij zeer grote aantallen; blijvende verkleuring gedurende de ganse afname wijst op een reeds aanwezige bloeding. >1700 RBC/µl maakt WBC-telling en ganse cytologie onbetrouwbaar; milde bloedcontaminatie (<10 RBC/µl) beïnvloedt de eiwitbepaling en WBC-telling niet.

Neutrofielen vormen de eerste-lijns defensie. Hoe meer neutrofielen, hoe acuter en actiever de inflammatie. Overwegend macrofagen duidt op weefselverval en dus een degeneratief proces. Een gemengde populatie wijst op een chronisch actief ontstekingsproces.

Occasioneel kunnen epitheliale celklompjes aangetroffen worden afkomstig van de ependymale aflijning of plexus choroïdeus. Ook chondrocyten kunnen door het aanprikken van een intervertebrale schijf bij lumbaalpunctie occasioneel teruggevonden worden.

Kleur RBC WBC Eiwit Celtype Degeneratief Helder no no no/+ normaal Discus hernia no no/+ normaal Hydrocephalus no no normaal Polyradiculoneuritis no no/+ normaal Lissencephalie no no normaal Steroid responsief +++ +++ neutrofiel Vasculitis +++ +++ neutrofiel Pug Dog meningoencephalitis +++ ++ kleine lymfocyten Neoplasie Helder no/+ no/+ + mononucleair Meningioma no/++ ++ mononucleair, neutrofiel Lymfoma ++ + lymfocyten, tumorcellen Bacterieel Troebel, opaal no/++ +++ +++ neutrofiel (tox), bacterieën Viraal Helder no no/+ no/+ mononucleair FIP Troebel, opaal no/+++ +++ +++ gemengd mono,neutro Hondenziekte + + kleine lymfocyten Rabies + + kleine lymfocyten Fungi Helder/opaal no/++ +/+++ +/+++ eerst neutrofiel, later gemengde populatie Cryptococcus ++ ++ neutro, mono, occ eo, organismen in 60% Protozoa Helder no/+ +/++ no/++ gemengd + eosinofiel Toxoplasmose ++ ++ lymfo, macro, occ PMN, soms organismen Neosporose ++ ++ lymfo, mono, occ PMN, soms organismen Parasieten Helder/xantho no/++ + + mono, neutro, occ eo Ricketsiën Rocky Montain + + neutrofiel Ehrlichiose ++ + lymfocyten Granuloma Helder/opaal no/++ ++ ++ gemengde populatie, occasionele plasmacel. Ischemie Helder no no/+ + eerst neutrofiel, mono- nucleair, later macrofagen WBC/µl en Eiwit mg/dL + = mild >50 ++ = matig 50-100 +++ = sterk <100 Normaal CSV van katten bevat hoofdzakelijk rijpe lymfocyten en monocytoïde cellen.

Bij normale honden en paarden wordt het witte bloedbeeld in het CSV overheerst door monocyten. Een enkele neutrofiel en eosinofiel in cytocentrifuge preparaten zijn normaal.

CSV van dieren met neurologische afwijkingen is niet altijd afwijkend. De ernst van de afwijking correleert niet met de localisatie noch met de ernst van de aandoening.