Babesia canis antistoffen: verschil tussen versies

Uit wikilab
Ga naar: navigatie, zoeken
k (1 revision(s))
k (1 revision(s))
(geen verschil)

Versie van 11 okt 2009 om 00:31

Honden die endemische streken geweest zijn en symptomen vertonen:

 koorts, anemie, icterus, splenomegalie (acute vorm)
 intermitterende koorts en gewichtsverlies (chronische vorm)
Doelorganen Serologie
Staal Serum
Minimum hoeveelheid 0.2ml
Methode Indirecte immunofluorescentie
Resultaat twee weken

Referentie-interval

Laag Hoog Eenheid
Hond >1:40

Interpretatie

Titer <1:40 is seropositief Titer <1:80 duidt op een actieve infectie Verviervoudigde titer binnen 2-3w in gepaarde sera is eveneens consistent.

Experimenteel geïnfecteerde honden hadden 3 weken na inoculatie een detecteerbare IgG titer die minstens 6m hoog bleef wanneer niet behandeld werd.

Pups zijn het gevoeligst tussen 2-8m.

Het is nuttig om weten of het om B. canis of B. gibsoni gaat daar de respons op behandeling verschilt.

Definitieve diagnose is mogelijk door het aantonen van de intra-erythrocytaire parasiet op een bloeduitstrijkje. De grootste kans om ze aan te treffen is in microcapillair bloed (teennagel, oorschelp). Babesia is een RBCparasiet die leidt tot progressieve intravasculaire hemolytische anemie. Het organisme wordt overgedragen door teken. De incubatietijd varieert van 10d-3w. Op D1 is een voorbijgaande parasitemie detecteerbaar die zich herhaald op D14 met piekconcentratie organismen op D20. Immungemedieerde reacties gericht tegen parasitaire Ag en gewijzigde autoAg verergeren de hemolyse en resulteert dikwijls in een positieve Coomb’s test. Stimulatie van macrofagen leidt tot koorts en hepatosplenomegalie. Complicaties zijn erge hypoxie en DIC. Het organisme kan zich in latente vorm handhaven. Reactivatie van chronische babesiose is mogelijk door glucocorticoïden of splenectomie.