ACTH stimulatietest

Uit wikilab
Versie door Frank (Overleg | bijdragen) op 10 jun 2009 om 10:24

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Dynamische functietest voor de diagnose van adrenopatische aandoeningen waaronder endogeen en iatrogeen hyperadrenocortisme (Cushing) en spontaan hypoadrenocorticisme (Addisson). Wordt ook gebruikt om de behandeling van Cushing op te volgen.

Doelorganen Bijnier
Staal Serum, EDTA-plasma
Minimum hoeveelheid 2 x 0.3ml
Methode Immunochemiluminiscentie
Resultaat zelfde dag

Protocol

In België is het synthetisch ACTH tetracosactide onder de naam Synacthen verkrijgbaar.

Indien behandeling met cortico’s levensnoodzakelijk is (bvb. Addisson crisis), gebruik dan dexamethasone. Anders de test minstens 2-3d uitstellen

Hond

Diagnose: 5 µg/kg im, iv basaal staal + 60 min p.i.[1]

Monitoring trilostane: 2-3u post-pil, 7-14d, 4w, 12w, om de 3m

Monitoring ketoconazole: 2w na inductie, om de 3-6m bij onderhoudsdosis

Kat

125 µg/dier im, basaal staal + 60 min p.i.[2]

Paard

250 µg/dier iv, basaal staal + 2h p.i.[3]

Referentie-interval

Laag Hoog Eenheid Laag Hoog Eenheid
Hond 8 18 µg/dL 221 497 nmol/L
Kat 6 12 µg/dL 166 331 nmol/L

Conversie

µg/dL x 27.59 = nmol/L

nmol/L x 0.0362 = µg/dL

Interpretatie

Het principe berust op het feit dat een hyperplastische bijnierschors (tgv chronische stimulatie of tumorale woekering) een grotere cortisolreserve heeft dan een normale bijnier.[4] Het ACTH-effect op de bijnier is zeer snel: binnen enkel minuten kan men verhoogde waarden meten in de bijniervene.

Hond

<2 µg/dL (<50 nmol/L)	Hypoadrenocorticisme
2 - 6 µg/dL	Hypoadrenocorticisme mogelijk
>6 µg/dL	Hypoadrenocorticisme uitgesloten
<8 µg/dL (<220 nmol/L)	Iatrogeen HAC
18 - 24 µg/dL (500 - 660 nmol/L)	Suggestief voor spontaan HAC
>24 µg/dL (>660 nmol/L)	Sterk suggestief voor spontaan HAC

De test is specifiek (85 - 100%) en gevoelig (67 - 80%) voor Cushing, maar dit laatste daalt snel tot 56% i.g.v. bijniertumoren. 15-20% van de dieren met HAC worden met deze test niet duidelijk geïndentificeerd. Indien het resultaat normaal is, maar de symptomen sterk verdacht, is een LDDST aangeraden. Sommige klinisch normale honden en dieren met andere chronische ziekten (ongecontroleerde diabetes mellitus, pyometra, portosystemische shunt) reageren met een verhoging. Een normale respons sluit hypoadrenocorticisme uit ?

Kat

<2 µg/dL (<50 nmol/L)	Hypoadrenocorticisme
2 - 6 µg/dL	Hypoadrenocorticisme mogelijk
>6 µg/dL	Hypoadrenocorticisme uitgesloten
<6 µg/dL (<165 nmol/L)	Iatrogeen HAC
12 - 15 µg/dL (330 - 410 nmol/L)	Suggestief voor spontaan HAC
>15 µg/dL (> 410 nmol/L)	Sterk suggestief voor spontaan HAC

Bij katten is de test niet zo gevoelig voor de diagnose van HAC: slechts 50 - 65% van de gevallen kunnen hiermee aangetoond worden. Bovendien kunnen ook katten met andere chronische aandoeningen positief blijken.

Monitoring

Een goed gecontroleerd HAC heeft <6 µg/dL post-ACTH, waarden >10 µg/dL gaan heel waarschijnlijk gepaard met symptomen. De targetconcentratie ligt tussen de 2-6 µg/dL. Een eerste evaluatie gebeurt na 7-14d. Vervolgens op 4w, 12w en dan om de 3m.

Klinische verbetering, 2-6 µg/dL = behandeling ongewijzigd voortzetten
Geen klinische verbetering, 2-6 µg/dL = dosis verhogen of herevalueren na 4w
Geen klinische verbetering, >6 µg/dL = totale dosis verhogen, bid therapie
Klinische verbetering, 6-10 µg/dL = behandeling ongewijzigd voortzetten, nauwer monitoren 
Klinisch inorde, <2 µg/dL = overweeg 5-7d behandelingsstop, herstarten aan lagere dosis
Klinisch slecht = therapie stoppen, diagnose herevalueren

Trilostane

Tijdens klinische studies worden de meeste dieren gestabiliseerd met 2-5 mg/kg/d. Als aanvangsdosis wordt vooral bij kleine honden (<10kg) de kleinst mogelijke dosis aangeraden.

Volgend beslissingsschema werd opgesteld voor post-ACTH cortisol metingen:

<1 µg/dL, stop trilostane gedurende 48u, daarna opnieuw met kleinere dosagevorm, hertesten na 2w
>5 µg/dL, verhoog dosis met groter dosagevorm, hertesten na 2w
1-5 µg/dL + klinische beterschap, onder controle, hertest om de 3-4m
1-5 µg/dL zonder klinische beterschap, overschakelen naar bid, hertest om de 3-4m

Mitotaan

Een dosis van 40-50 mg/kg geeft meestal binnen de 5-10d resultaat; sommige dieren en vnl in geval van bijniertumoren vertonen slechts een minimale respons na 30d behandeling; ook individuele verschillen in absorptie, metabolisme en microsomale enzyme-inductie door andere geneesmiddelen kunnen een invloed hebben op de efficaciteit. Wanneer na initiële therapie de cortisolspiegel post-ACTH <2 µg/dL bedraagt en het dier klinisch gezond is, wordt de onderhoudstherapie ingesteld maar verlaagd tot 25 mg/kg. Bedraagt de post-ACTH waarde <2 µg/dL maar is het dier systemisch ziek, moet de behandeling gestopt worden en prednisone toegediend worden.

Ketoconazole

Initieel 5 mg/kg bid gedurende 7d, indien geen problemen 10 mg/kg bid gedurende 7d. Bereikt men met deze dosis geen post-ACTH cortisolspiegel <5 µg/dL mag men tot 15 mg/kg bid gaan. Bij tekens van anorexie, depressie, braken of diarree onmiddellijk stoppen en starten met prednisolone. Voor ketoconazole en metyrapone is de reductie na ACTH-stimulatie evenredig aan de mate waarin de cortisolsynthese geïnhibeerd wordt. 25% van de dieren reageert niet.

Referenties