2013/04/PLI voor hond en kat verdacht voor acute pancreatitis: verschil tussen versies

Uit wikilab
Ga naar: navigatie, zoeken
k (1 revision)
 
(geen verschil)

Huidige versie van 12 feb 2014 om 15:19


Zoolyx banner.png


Beste Collega,


Pancreas.jpg De diagnose van pancreatitis bij de hond en zeker bij de kat is een klinische uitdaging. Het arsenaal pancreastesten wordt aangevuld met een snelle semikwantatieve bepaling van pancreas-specifiek lipase en dit voor zowel hond (cPLI) als kat (fPLI).

cPLI en fPLI

Hoewel een aantal modificaties (subtstraatkeuze, cofactoren,...) de specificiteit voor pancreaslipase verbeterd hebben blijven niet-pancreas lipasen (lever, maag) bijdragen aan de klassieke colorimetrische bepaling van de lipase-activiteit.[1] Sinds een tijdje is de bepaling van pancreas-specifiek lipase zowel bij hond (cPLI) als kat (fPLI) via een immunologische methode beschikbaar. Het nadeel van deze test was de lange doorlooptijd waardoor de test vaak zijn doel, i.e. snelle accurate diagnose, miste.

We bieden deze test evenwel vanaf nu aan onder de vorm van een snelle semikwantitatieve bepaling welke de klinische cut-off van 400 µg/L voor de hond en 5.3 µg/L bij de kat zichtbaar maakt.

De bepaling gebeurt op serum en wordt dagelijks uitgevoerd aan 26,4 euro. PLI blijft zelfs bij kamertemperatuur meerdere dagen stabiel [2] en kan dus later bijgevraagd worden. Er is geen beïnvloeding door hemolyse, icterie of lipemie. Hoewel een uitgevast staal steeds te verkiezen is, al was het maar in het belang van andere te bepalen testen, voor deze test is het geen must mocht vasten tegenaangewezen zijn.

Diagnose: beter en sneller via PLI

Op zich is het klinisch beeld soms al sterk suggestief, zeker voor acute gevallen. Anorexie, braken, zwakte, abdominale pijn, dehydratatie en diarree bij honden, bij katten lethargie, anorexie, dehydratatie, gewichtsverlies, icterus, braken, koorts, abdominale pijn, diarree, soms een voelbare massa in de buik.

Het is ondertussen duidelijk dat zowel serum amylase als lipase, beschikbaar als routine biochemische test sinds de jaren 60 van vorige eeuw, bij honden slechts een beperkte diagnostische vermogen hebben en bij de kat zelfs helemaal geen. cTLI en fTLI zijn en blijven de gouden standaard voor de detectie van pancreasinsufficiëntie, de verwachtingen voor wat betreft pancreatitis blijken in de praktijk echter tegen te vallen: verhoogde waarden kunnen wijzen op pancreatitis maar evenwel ook veroorzaakt worden door andere gastro-intestinale aandoeningen. De meest gevoelige en specifieke test voor de diagnose van pancreatitis is evenwel PLI.[3]

Test Sensitviteit Specificiteit
Amylase (hond) 41-69% 50%
Lipase (hond) 32-73% 50%
cTLI 36-47%  ?
fTLI 28-80%  ?
cPLI semikwant 92-94% 71-78%
fPLI kwant* 79-100% 67-100%

*klinische performantie karakteristieken voor de semikwantitatieve bepaling zijn nog niet beschikbaar maar worden geacht zoals bij de hond vergelijkbaar te zijn met de kwantitatieve methode.

Rx brengt ook weinig bij, echografie wel maar vereist gevorderde technische vaardigheden. Naast invasiviteit en het risico van reeds ontstoken weefsel verder te beschadigen heeft histopathologie twee belangrijke tekortkomingen. Vals neg: vaak is de inflammatie sterk gelokaliseerd en noodzaakt dus multipele bioptname. Vals pos: histopathologische aanwijzingen voor milde pancreatitis zijn dikwijls niet geassocieerd met klinische ziekte.

Waarom de sneltest

Het grote voordeel van deze semi-kwantitatieve sneltest schuilt in de korte uitvoeringstijd ten opzichte van de kwantitatieve, die enkel in het buitenland uitgevoerd wordt, terwijl de sneltest toch zeer betrouwbaar is.

Bovendien is gebleken dat er alvast bij gezonde honden een hoge inter- maar ook intra-individuele biologische variabiliteit bestaat waardoor het weinig nut heeft om de parameter te gebruiken als monitoring (de waarde moet minstens 4,5x dalen om met grote zekerheid toe te schrijven aan genezing).[4] Een duidelijke klinische verbetering gaat niet steeds gepaard met een snelle daling van het serum PLI.[5] Om het onstekingsproces op te volgen raden wij daarom bij de hond CRP en bij de kat SAA aan.

En tenslotte correleert de PLI concentratie niet met de ernst van pancreatitis gedefinieerd volgens histopathologische criteria. Welke van de twee nu het best aansluit bij de klinische waarheid in termen van ernst dient nog uitgemaakt te worden.[6][7]

Er zullen drie mogelijke resultaten gerapporteerd worden:

  • normaal of negatief
  • licht verhoogd of grijze zone (H: 200-400 µg/L; K: 3.6-5.3 µg/L): pancreatitis is mogelijk maar niet zeker. Hertesten na 2w is aanbevolen.
  • sterk verhoogd (H: >400 µg/L; K: >5.3 µg/L): actieve pancreatitis.

Nog enkele randbemerkigen

  • De gevoeligheid van de test voor chronische pancreatitis is wellicht lager dan bij acute.[3] Er moet een significante lekkage van enzymes plaatsvinden, milde gevallen die mogelijk geen klinische betekenis hebben zullen onopgemerkt blijven evenals fibrotische of atrofische letsels.[8]
  • Lange-termijn corticosteroïden (hond), chronische nierinsufficiëntie (hond en kat), dunne-naaldaspiratie (hond) en chirurgische bioptie (hond en kat) van de pancreas veroorzaken geen verhoging van PLI.[3]
  • Zowel de semikwantitatieve als de kwantitatieve bepaling kunnen niet gebruikt worden voor de diagnose van EPI. De assay werd immers geoptimaliseerd voor de detectie van hoge concentraties niet voor lage.[3] Gebruik hiervoor TLI.
  • Een verhoogd PLI bij honden en katten met Inflammatory Bowel Disease (IBD) werd reeds geassocieerd met een slechte prognose of ernstige vorm.[9][10] Zeer waarschijnlijk is dit te wijten aan concurrente pancreatitis maar dit moet nog in verder onderzoek aangetoond worden.

Referenties

  1. Graca et al.: Validation and diagnostic efficacy of a lipase assay using the substrate 1,2-o-dilauryl-rac-glycero glutaric acid-(6' methyl resorufin)-ester for the diagnosis of acute pancreatitis in dogs. Vet Clin Pathol 2005;34:39-43. PMID: 15732016.
  2. Steiner et al.: Stability of canine pancreatic lipase immunoreactivity concentration in serum samples and effects of long-term administration of prednisone to dogs on serum canine pancreatic lipase immunoreactivity concentrations. Am. J. Vet. Res. 2009;70:1001-5. PMID: 19645581. DOI.
  3. 3,0 3,1 3,2 3,3 Xenoulis & Steiner: Canine and feline pancreatic lipase immunoreactivity. Vet Clin Pathol 2012;41:312-24. PMID: 22861648. DOI.
  4. Carney et al.: Biological variability of C-reactive protein and specific canine pancreatic lipase immunoreactivity in apparently healthy dogs. J. Vet. Intern. Med. 2011;25:825-30. PMID: 21564294. DOI.
  5. Prior LM, Forman MA, Shiroma J, et al: Serial evaluation of canine pancreatic lipase (SPEC cPL) in dogs with clincal signs of pancreatitis [abstract]. J Vet Intern Med 23:733, 2009
  6. Steiner et al.: Sensitivity of serum markers for pancreatitis in dogs with macroscopic evidence of pancreatitis. Vet. Ther. 2008;9:263-73. PMID: 19177331.
  7. Trivedi et al.: Sensitivity and specificity of canine pancreas-specific lipase (cPL) and other markers for pancreatitis in 70 dogs with and without histopathologic evidence of pancreatitis. J. Vet. Intern. Med. 2011;25:1241-7. PMID: 22092611. DOI.
  8. Neilson-Carley et al.: Specificity of a canine pancreas-specific lipase assay for diagnosing pancreatitis in dogs without clinical or histologic evidence of the disease. Am. J. Vet. Res. 2011;72:302-7. PMID: 21355731. DOI.
  9. Kathrani et al.: Elevated canine pancreatic lipase immunoreactivity concentration in dogs with inflammatory bowel disease is associated with a negative outcome. J Small Anim Pract 2009;50:126-32. PMID: 19261082. DOI.
  10. Bailey et al.: Comparisons between cats with normal and increased fPLI concentrations in cats diagnosed with inflammatory bowel disease. J Small Anim Pract 2010;51:484-9. PMID: 21050218. DOI.


Logo.png Fb.jpg
Zoolyx * Groeneweg 17 * 9320 Aalst * Belgium

+32 (0)53 72 90 20 - dierenarts@zoolyx.be

Dierenartsen Tom Nagels, Griet Vercauteren, Frank Van Campen, Caroline Bauwens, Roel Haesendonck
Dierenartsen Vincent Pironnet, Sandra Jolly