Dirofilaria immitis antigen

Uit wikilab
Versie door Wikilab (Overleg | bijdragen) op 22 jan 2014 om 13:13

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken
Benamingen en codes
Omschrijving Dirofilaria immitis antigen
Synoniemen Heartworm ag
Loinc 31801-4
Code DDIRO
Aanvraagcode 3015A
Afname en methode
Staal Serum (EDTA, Heparine)
Min volume (?) 100 µL (0.1 mL) serum/plasma
Methode Immunochromatografie
Rapportering
Rubriek Serologie
Subrubriek Infectieus
Frequentie ma-za
Doorlooptijd zelfde dag
Eenheid geen
Dog.svgCat.svg


Indicaties

  • Geïmporteerde honden met hoest, dyspnee, ascites, eosinofilie, polyclonale hypergammaglobulinemie of PLEP en evt. tekens van hartfalen.
  • Geïmporteerde katten met lethargie, anorexie, braken, hoesten, dyspnee, syncope en acute sterfte, occasioneel ascites of chylothorax.
  • Monitoring van therapie

Zeldzaam in onze contreien. Endemisch in Amerika (USA, Canada!!), Afrika, Azië, Australië en Zuid-Europa (Italïe, Zuid-Frankrijk, Spanje, Portugal). Het infectierisico bedraagt ongeveer 10%.

Staalname

Serumtube


12w na adulticide therapie

Interpretatie

Hond:Cyclus:adulte wormen komen voor in rechter hartkamer en longarterien.Vrouwelijke wormen scheiden L1 larven(microfilaria) uit die hoofdzakelijk in de perifere bloedsomloop aangetroffen worden.Via tussengastheer (mug,waarin ontwikkeling tot infesterende L3 larven)overdracht op andere hond,waarna ontwikkeling tot nog onrijpe volwassen stadium (70-80 dagen),om dan te migreren naar longarterien en hart.Ongeveer 6-8 maanden na de infestatie met de L3-larven,bereiken de parasieten hun maturiteit en scheiden ze een antigeen uit dat kan worden gedetecteerd in het perifere bloed. De test bij puppies <7m is dus steeds negatief, hoewel microfilariën transplacentair kunnen overgedragen worden. Ze groeien echter zoals door bloedtransfusie overgedragen microfilariën nooit uit tot volwassen wormen. Aangezin de test niet berust op de detectie van microfilaria,is hij eveneens bruikbaar om occulte infecties aan te tonen. Zeer kleine infecties (<3wormen) kunnen negatief testen. Besmette dieren blijven 6-7 maanden positief.

Kat: ten vroegste 5m na infectie positief; 6-7m na infectie variabele resultaten. Dieren kunnen plots sterven vooraleer seronversie kon plaatsvinden.

Monitoring :succesvolle adulticide therapie moet na 12 weken een negatief resultaat opleveren. In de voor Dirofilaria endemische gebieden waar profylactische maatregelen (ivermectine, moxidectine, milbemycine) gebruikelijk zijn, kan deze test goed gebruikt worden voor het opsporen van occulte infecties (i.e. amicrofilariemie).

Pathofysiologie:bij een lage infectiegraad (<50 wormen) bevinden de volwassen wormen zich hoofdzakelijk in de aa. pulmonales (bij voorkeur die van de caudale longkwabben). Bij hooggradige infecties (>50 wormen) worden ze ook gevonden in de rechter ventrikel, het rechter atrium en soms in de v. cana. Hierdoor ontstaan pulmonale hypertensie en congestieve rechter hartinsuffuciëntie. Zowel laag- als hooggradige infecties veroorzaken significante schade. Katten zijn meestal met <8 volwassen wormen geïnfecteerd, gewoonlijk slechts 1-2. De infectie is soms zelflimiterend en erge klachten worden geassocieerd met de aankomst van L5-larven in de longaders en wanneer een worm afsterft en tromboembolisatie veroorzaakt. Door dit laatste komt acute sterfte bij katten meer voor dan bij honden.

Microfilaria kunnen tot 2.5j blijven circuleren. De meeste katten hebben geen of slechts een korte microfilariemische periode. De gemiddelde levensverwachting van een een volwassen worm is 5j bij de hond en 2.5j bij de kat.

Volwassen wormen en/of wormantigeen veroorzaken beschadiging van het vaatendotheel, pulmonaire trombo-embolie, pneumonitits, pulmonaire hypertensie, cor pulmonale en in de laatste fase leverstuwing, ascites en immuungemedieerde glomerulonefritis. Hooggradige infecties kunnen aanleiding geven tot het acute vena cava syndroom gekenmerkt door DIC, intravasculaire hemolyse en shock. Bij de kat valt obstructie van longslagaders eerder te vrezen dan bij honden vanwege de relatieve grootte van de wormen.

Ook ectopische infecties werden beschreven in de voorste oogkamer, huid en CZS. Deze wormen blijken meestal op sectie dood te zijn. Dit treedt frequenter op bij katten (hersenen, subcutaan, lichaamsholten en systemische slagaders).

In endemische gebieden moet DD gedacht worden aan Angiostrongylus vasorum.

Referenties