Reticulocyten
|
Inhoud
Indicaties
- Routineparameter, onderdeel van CBC (behalve paard)
- Differentiatie anemie: regeneratief - aregeneratief
Staalname
Indien afname uit intraveneuze katheder: eerste fractie verwijderen!
Referentie-interval
Relatief
Laag | Hoog | Eenheid | Laag SI | Hoog SI | SI eenheid | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Hond | <15 | /1000 RBC | <1.5 | /100 RBC | |||
Kat | 1.0 | 7.0 | /1000 RBC | 0.1 | 0.7 | /100 RBC |
Absoluut
Laag | Hoog | Eenheid | |
---|---|---|---|
Hond | <80 | 1000 µL | |
Kat | <42 | 1000/µL |
Conversie
/1000 RBC x 0.1 = /100 RBC /100 RBC x 10 = /1000 RBC
Interpretatie
Hond en kat
Bij kat en hond gaat een regeneratieve anemie steeds gepaard met reticulocytose. Voor beide diersoorten zijn formules opgesteld om na te gaan of de graad van reticulocytose wel voldoende is om de anemie te compenseren: het % reticulocyten gecorrigeerd voor de graad van anemie (hond en kat) en een Reticulocyten Productie Index (RPI) die naast de hematocriet ook rekening houdt met de rijpingsduur van RBC bij een bepaalde hematocriet.
retic% corrig (hond) = ( retic‰/ 10 ) * ( Hct / 45 ) retic% corrig (kat) = ( retic‰ / 10 ) * ( Hct / 33 ) RPI (hond) = ( retic‰ / 10 ) * ( Hct / 45 ) / factor waarbij factor = 1.5 bij Hct 25 - 35 2 bij Hct 15 - 25 2.5 bij Hct ≤15
Polychromasie stemt overeen met de aanwezigheid van (aggregate) reticulocyten en verraadt een actieve beenmergrespons 3 tot 7d eerder.
Reticulocytose zonder anemie wordt geassocieerd met loodvergiftiging.
Hond | Kat | ||
Regen. | aggregate | punctate | |
Geen | <60.000 | <15.000 | <200.000 |
Weinig | 150.000 | 50.000 | 500.000 |
Matig | 300.000 | 100.000 | 1.000.000 |
Sterk | >500.000 | >200.000 | 1.500.000 |
De eerste 24u na acute bloeding is er geen duidelijke hematocrietdaling, RBC zijn immers samen met plasma verloren gegaan en miltcontractie kan een gedeelte van het verlies opvangen. De daarop volgende volumecorrectie door influx van interstitieel water doet de Hct snel dalen. De eerste twee dagen na een substantieel bloedverlies zijn geen reticulocyten zichtbaar. Vanaf de derde dag verschijnen zij echter in grote getale met een piek op de vijfde dag. Verbetering van de Hct gebeurt vooral tijdens de eerste 2w tot de Hct een laag-normale waarde bereikt en de bestaande hypoxie te mild geworden is om een sterke erythropoïese uit te lokken.
Bij katten twee soorten reticulo’s:
- Aggregate reticulo’s, jonger en in de minderheid (0 - 0.9%), verhogen sterk 4-7d na erg bloedverlies en rijpen in een 1/2 dag uit tot
- Punctate reticulo’s: volwassener en in de meerderheid tot 4w na de bloeding (<10%), verschijnen pas in een later fase, parallel met de verhoging van de Hct; ze rijpen uit tot volwassen RBC in ongeveer 10 tot 12 dagen
Ongeveer 4d na een uitwendige bloeding bereiken aggregate reticulocyten (AR) hun piek. Het maximum aantal AR is bij katten veel lager dan bij honden tijdens een vergelijkbare regeneratieve respons. Punctate reticulocyten (PR) bereiken ongeveer 1w na de bloeding een piek en blijven 3-4w verhoogd ook als de Hct al reeds genormaliseerd is.
Een matig tot sterk verhoogde AR met slechts enkel PR duidt op een recente anemie (2-4d). Verhoogd aantal PR zonder verhoogd aantal AR duidt op een anemie die reeds 1-3w duurt of te mild is om AR respons uit te lokken.
Chronische bloeding is aanvankelijk regeneratief maar veroorzaakt na meerdere weken ijzertekort en een negatieve eiwitbalans, waardoor de regeneratieve respons steeds zwakker wordt en tenslotte stilvalt. Bij heel jonge dieren die over een kleinere ijzervoorraad beschikken, treedt deze depletie vlugger op. Er is ook een persisterende trombocytosis en eventueel hypoproteinemie.