Eosinofielen: verschil tussen versies
(→Referentiewaarden) |
(→Interferentie) |
||
Regel 57: | Regel 57: | ||
==Interferentie== | ==Interferentie== | ||
− | * [[wikipedia:Methimazole|Methimazole]] <ref>{{#pmid: 3265728}}</ref> | + | * [[wikipedia:Methimazole|Methimazole]] kan eosinofilie, lymfocytose en milde leukopenie veroorzaken, in erge gevallen agranulocytose en thrombocytopenie met bloedingsneiging<ref>{{#pmid: 3265728}}</ref> |
== Interpretatie == | == Interpretatie == |
Versie van 27 dec 2012 om 13:00
Routineparameter, onderdeel van WBC-formule en CBC
Doelorganen | Hematologie |
---|---|
Staal | EDTA-bloed |
Minimum hoeveelheid | volledige haematologie: 1ml |
Methode | Microscopisch |
Resultaat | zelfde dag |
Referentie-interval
Laag | Hoog | Eenheid | |
---|---|---|---|
Hond | <6 | % | |
Kat | <6 | % | |
Paard | <4 | % | |
Rund | <10 | % |
Kalf gem 1.5% >6m gem 10% adult
Absolute waarden
Hond 100 - 1300 /µl Kat 100 - 1500 /µl Paard 40 - 350 /µl Rund 300 - 1500 /µl
Interferentie
- Methimazole kan eosinofilie, lymfocytose en milde leukopenie veroorzaken, in erge gevallen agranulocytose en thrombocytopenie met bloedingsneiging[1]
Interpretatie
Meestal geassocieerd met parasitaire infestaties en IgE-gemedieerde allergieën. Door het korte halfleven (enkele uren) van de cellen in het perifere bloed gaat eosinofiele weefselinfiltratie echter niet altijd gepaard met eosinofilie in het perifere bloed.
Eosinofilie zal steker zijn op het moment dat larven doorheen het lichaam migreren dan wanneer ze zich uitsluitend in de darm bevinden. Parasieten die de weefsels niet penetreren (bv Giardia) gaan gewoonlijk niet gepaard met eosinofilie. Andere parasieten lokken geen eosinofiele respons uit tot ze afsterven waardoor antigenen bloot komen die voordien voor de gastheer verborgen waren. Het eerste contact met een parasiet lokt een matige, vertraagde eosinofiele respons uit; een tweede contact resulteert in een veel sterkere respons.
Bij de Duitse Herder dikwijls zonder klinische klachten, nochtans heeft dit ras ook een hoge prevalentie voor eosinofiele enteritis, myositis en panosteïtis zodat eosinofilie zonder klachten bij dit ras wel eens kan wijzen op subklinische ziekte. Langs de andere kant is eosinofilie een onbetrouwbare merker voor bovenstaande “eosinofiele syndromen” en sluit men voorzichtigheidshalve in geval van klachten die in deze richting wijzen ook andere mogelijke oorzaken van deze klachten uit (bv eosinofiele enteritis vs EPI bij chronische diarree en vermagering).
PIE bij Berner Sennen
Eosinofiele ontsteking bij de kat: eosinofiel granuloma complex, asthma, gastro-enteritis, stomatitis
Eosinopenie is dikwijls glucocorticoïd gemedieerd, hetzij iatrogeen, hetzij endogeen, hetzij door ziektestress. Eosinofielen danken hun naam aan de roze tot oranje korrels waarmee ze beladen zijn. Bij de hond variëren deze korrels in vorm en grootte, i.t.t. bij de kat waar het steeds klein en staafvormig zijn. Ze zijn minder krachtig dan neutrofielen maar bezitten fagocytaire en bactericide eigenschappen tegen over organismen zoals bacteriën, gisten en Mycoplasmata. Ze hebben tevens een antiparasitaire activiteit, welke waarschijnlijk antilichaam of complement of beide gemedieerd is. Ze zijn betrokken in type I overgevoeligheidsreacties.
De weefselreserve is groter dan de circulerende pool. Voor elke eosinofiel in het bloed zijn er ongeveer 300 in het beenmerg. Ze recirculeren niet. De transittijd wordt geschat op 24-36u.
De typisch rood-oranje korreling ontbreekt soms bij Greyhounds en vertonen eerder een heldere korreling waardoor de cellen gemakkelijk kunnen aanzien worden voor monocyten of neutrofielen.
Citefout: De tag <ref>
bestaat, maar de tag <references/>
is niet aangetroffen