Insuline: verschil tussen versies
k (1 revision(s))  | 
				 (→Referentiewaarden)  | 
				||
| Regel 53: | Regel 53: | ||
|}  | |}  | ||
===Conversie===  | ===Conversie===  | ||
| − | µU/ml x 7.18 = pmol/L  | + |  µU/ml x 7.18 = pmol/L  | 
| + |  pmol/L x 0.1393 = µU/ml  | ||
| − | |||
== Interpretatie ==  | == Interpretatie ==  | ||
Gevaar: geen tenzij tevens hypoglycemie.  | Gevaar: geen tenzij tevens hypoglycemie.  | ||
Versie van 21 jan 2013 om 22:30
Diagnose insulinoma samen met glucose.
Differentiatie diabetes mellitus type I en type II.
| Doelorganen | Pancreas | 
|---|---|
| Staal | Serum | 
| Minimum hoeveelheid | 0.2ml | 
| Methode | |
| Resultaat | 1 week | 
UITGEVAST staal.Hemolytische sera zijn niet geschikt voor deze bepaling aangezien erythrocyten insulinase-aktiviteit bevatten wat en invloed kan hebben op de bepaling.
Voor het aantonen van een insulinoma wordt het staal best genomen op een moment dat de glucosespiegel < 60 mg/dL (best < 50 mg/dL).
(Afcentrifugeren en plasma) gekoeld verzenden gedurende max 72u.
Referentie-interval
| Laag | Hoog | Eenheid | Laag SI | Hoog SI | SI eenheid | ||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Hond | 9.0 | 25.0 | µU/ml | 65 | 180 | pmol/L | |
| Kat | 5 | 20 | µU/ml | 36 | 144 | pmol/L | 
Conversie
µU/ml x 7.18 = pmol/L pmol/L x 0.1393 = µU/ml
Interpretatie
Gevaar: geen tenzij tevens hypoglycemie.
Bij hypoglycemie
Bloedglucose < 60 mg/dL en insuline > 20 µU/ml diagnostisch voor insulinoma 10 -20 µU/ml; insulinoma mogelijk, maar ook relatief hyperinsulinisme 5 - 10 µi/ml; insulinoma mogelijk <5 µU/ml; insulinoma onmogelijk
Bij hyperglycemie
De insulinespiegel bij diabetes is nogal variabel zodat er weinig uit afgeleid kan worden IDDM: laag - normaal NIDDM: laag, normaal of verhoogd Insulineresistentie: laag, normaal of verhoogd
Toegediend insuline wordt tot 24u p.i. in het bloed teruggevonden. 24u na de laatste injectie meet men gewoonlijk < 50 µU/ml.
Diabetes mellitus type I gaat meestal gepaard met < 10 µU/ml. Hond IDDM bijna 100% Kat IDDM, 50-70%; NIDDM, 30-50%