Eiwit CSV: verschil tussen versies
k (12 revisions) |
|||
(4 tussenliggende revisies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 20: | Regel 20: | ||
==Staalname== | ==Staalname== | ||
Bloedcontaminatie vermijden. | Bloedcontaminatie vermijden. | ||
+ | |||
+ | ===Stabiliteit=== | ||
+ | *1d bij 15-25 °C | ||
+ | *6d bij 2-8 °C | ||
+ | *>1j bij (-15)-(-25) °C | ||
==Referentie-interval== | ==Referentie-interval== | ||
Regel 50: | Regel 55: | ||
| g/L | | g/L | ||
|} | |} | ||
− | ===Conversie | + | ===Conversie=== |
mg/dL x 0.01 = g/L | mg/dL x 0.01 = g/L | ||
g/L x 100 = mg/dL | g/L x 100 = mg/dL | ||
Regel 56: | Regel 61: | ||
== Interpretatie == | == Interpretatie == | ||
Hoog eiwitgehalte is indicatief voor beschadiging van de bloed-hersen-barrière, locale necrose, gestoorde CSV-doorstroming of intrathecale synthese van immunoglobulines. Bij een lekke barrière zal vnl. albumine doorsijpelen daar grote moleculen veel moeilijker doorgelaten worden. Dit kan zich zowel bij inflammatoire, degeneratieve als tumorale aandoeningen voordoen. | Hoog eiwitgehalte is indicatief voor beschadiging van de bloed-hersen-barrière, locale necrose, gestoorde CSV-doorstroming of intrathecale synthese van immunoglobulines. Bij een lekke barrière zal vnl. albumine doorsijpelen daar grote moleculen veel moeilijker doorgelaten worden. Dit kan zich zowel bij inflammatoire, degeneratieve als tumorale aandoeningen voordoen. | ||
− | |||
− | |||
Milde bloedcontaminatie (<10 RBC/µl) beïnvloedt de eiwitbepaling en WBCtelling niet. | Milde bloedcontaminatie (<10 RBC/µl) beïnvloedt de eiwitbepaling en WBCtelling niet. | ||
Regel 63: | Regel 66: | ||
Degeneratieve aandoeningen gaan typisch gepaard met normaal CSV, hoewel soms een milde tot matige verhoging van het eiwit kan vastgesteld worden: ie albumino-cytologische dissociatie. | Degeneratieve aandoeningen gaan typisch gepaard met normaal CSV, hoewel soms een milde tot matige verhoging van het eiwit kan vastgesteld worden: ie albumino-cytologische dissociatie. | ||
+ | |||
+ | ==Fysiologie== | ||
+ | Bij kat, hond en paard stijgt het eiwitconcentratie van rostraal naar caudaal langsheen de neuraxis. | ||
+ | |||
+ | ==Referenties== | ||
+ | {{Reflist}} | ||
[[Category:LabWijzer]] | [[Category:LabWijzer]] |
Huidige versie van 22 jan 2014 om 13:13
|
Inhoud
Staalname
Bloedcontaminatie vermijden.
Stabiliteit
- 1d bij 15-25 °C
- 6d bij 2-8 °C
- >1j bij (-15)-(-25) °C
Referentie-interval
Laag | Hoog | Eenheid | Laag SI | Hoog SI | SI eenheid | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Hond | <25 | mg/dL | <0.25 | g/L | |||
Kat | <25 | mg/dL | <0.25 | g/L |
Conversie
mg/dL x 0.01 = g/L g/L x 100 = mg/dL
Interpretatie
Hoog eiwitgehalte is indicatief voor beschadiging van de bloed-hersen-barrière, locale necrose, gestoorde CSV-doorstroming of intrathecale synthese van immunoglobulines. Bij een lekke barrière zal vnl. albumine doorsijpelen daar grote moleculen veel moeilijker doorgelaten worden. Dit kan zich zowel bij inflammatoire, degeneratieve als tumorale aandoeningen voordoen.
Milde bloedcontaminatie (<10 RBC/µl) beïnvloedt de eiwitbepaling en WBCtelling niet. Viscositeitsverhoging is meestal te wijten aan verhoogd eiwit. Ook cryptococcose kan eveneens de viscositeit verhogen of globulen vormen door het polysaccharide-kapsel van de gist.
Degeneratieve aandoeningen gaan typisch gepaard met normaal CSV, hoewel soms een milde tot matige verhoging van het eiwit kan vastgesteld worden: ie albumino-cytologische dissociatie.
Fysiologie
Bij kat, hond en paard stijgt het eiwitconcentratie van rostraal naar caudaal langsheen de neuraxis.