Bloedgroep: verschil tussen versies
Regel 25: | Regel 25: | ||
Een DEA1.1 negatieve en DEA1.2 negatieve hond is een universele donor. | Een DEA1.1 negatieve en DEA1.2 negatieve hond is een universele donor. | ||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
===Kat=== | ===Kat=== |
Versie van 13 jan 2013 om 14:55
|
Interpretatie
Hond
Hoewel er bij de hond 13 bloedgroepsystemen zijn beschreven is DEA1.1 de enige factor die antistoftiters kan opwekken die hoog genoeg zijn om bij een herhaalde transfusie significante hemolyse te veroorzaken. DEA1.2 resulteert niet in levensbedreigende hemolyse maar verkort de levensduur van getransfuseerde RBC aanzienlijk na een eerste sensibiliserende transfusie.
Een DEA1.1 negatieve en DEA1.2 negatieve hond is een universele donor.
Kat
Het risico van een (herhaalde) transfusie met B-Positief bloed aan een A-kat is hoog.
Het is niet aangewezen om een B-kattin te laten dekken door een A-kater vermits het risico op Fading Kitten Syndrome.
Kat Frequentie AlloAl A Meest verspreid Kunnen zwakke anti-B bezitten B Minder frequent Hoge titers anti-A AB Zeldzaam Geen
Type-B is als volgt verdeelt:
Afwezig Siamees en aanverwanten, Burmees, Tonkinees, Russische blauwe
1 - 10% Main coon, Noorse boskat
11 - 20% Abbyssijn, Birmaan, Pers, Somali, Sphinx, Scottish fold
20 - 45% Exotische en Britse korthaar, Cornish en Devon rex